Bandar Seri Begawan
Dag 134: Het is alles goud wat er blinkt
Zondag 22 juli 2012
Na een ontbijtje in de morgen stond ik met twee (uiteraard Nederlandse) meiden voor de deur van het guesthouse te wachten. Iets na negenen kwam er een Chinees met een bijrijder in een auto aanrijden. Hij zou onze chauffeur voor de komende 2,5 uur zijn. Met z'n drieën namen we plaats op de achterbank, waarna we vertrokken naar de grens. Na vele mooie weken was het vandaag tijd om Maleisië te verlaten. Toch zal ik het niet heel erg hoeven te missen. Alhoewel ik niet meer terug zal keren naar Sarawak, zal ik morgen namelijk alweer terugkeren naar Maleisië om de staat Sabah te bezichtigen. Maar vandaag en morgenochtend was het tijd om een nieuw land toe te voegen aan mijn lijstje, een land dat veel mensen ongetwijfeld niet heel erg veel zal zeggen. Mijzelf ook niet, maar nu ik hier toch ben, zou het zonde zijn om dit over te slaan. Het eiland Borneo is zoals de meesten wel weten opgedeeld in het Maleise Sarawak en Sabah en het Indonesische Kalimantan. Echter ligt op het Maleise gedeelte nog Brunei Darussalam, een klein onafhankelijk sultanaat met wel een erg aparte vorm. Het land bestaat namelijk uit twee delen die omringd zijn door Sarawak. Als je van Miri in Sarawak met de bus helemaal naar Kota Kinabalu in Sabah zou rijden, zou je diverse grensovergangen (en alle bijbehorende paspoortstempels) tegenkomen: verlaat Sarawak, betreed Brunei, verlaat Brunei, betreed Sarawak, verlaat Sarawak, betreed ander deel van Brunei, verlaat Brunei, betreed Sarawak, verlaat Sarawak, betreed Sabah. Ik had vandaag echter maar één overgang, welke we al vrij snel bereikten. Na een exit-stempel van Sarawak en een entry-stempel van Brunei -alhoewel je er geen enkele reden voor zou hebben, is het mogelijk om 90 dagen te blijven- zetten we koers naar de hoofdstad van het land: Bandar Seri Begawan. Het eerste dat we deden was naar een benzinestation rijden om diesel te tanken. Hierbij werd meteen duidelijk dat Brunei een rijke oliestaat was. Met veel olie in de grond is brandstof hier spotgoedkoop. Voor een liter diesel betaal je hier slechts 18 eurocent (31 Bruneise dollarcent), terwijl je daar in Maleisië ongeveer 50 eurocent voor betaalt, om over Nederland nog maar te zwijgen. Hierna was het nog zo'n 120 km rijden naar de hoofdstad, maar aangezien dat over een tweebaansweg van goede kwaliteit ging, verliep dat vrij vlot. Onderweg had het landschap iets weg van dat van de westkust van Maleisisch Borneo, met nog maar weinig jungle en veel landbouwgrond. Wel zagen we huizen die er beter uitzagen, omdat de mensen hier rijker zijn.
Rond 11.30 uur kwamen we al aan in Bandar, een relatief kleine stad met slechts 80.000 inwoners -dat is pakweg een kwart van de hele bevolking-. Ondanks dat er niet ontzettend veel te doen valt, is het de meest toeristische plek van het land, omdat dat nog minder te bieden heeft. Er is een stukje regenwoud, je hebt enkele kleine dorpjes, maar daarmee is alles wel gezegd. Eén middag in Bandar zou daarom meer dan voldoende zijn. Ik checkte in bij m'n guesthouse in het centrum van de stad en begon iets later aan een rondwandeling op deze stralende dag. De rijkdom van het land werd weerspiegeld door mooie gebouwen, goede wegen met verkeerslichten en zebrapaden, en veel groen in de vorm van bomen en planten. Er stroomde een rivier door de stad en dat zorgde voor een sfeervol gezicht. Via een sierlijk bruggetje kon ik oversteken naar een kleine markt, waar groente, fruit en vis werd verkocht. Lunchen kon ik hier niet, dus liep ik naar de hoofdstraat en zocht ik een restaurantje uit om te eten. Ondanks dat het lunchtijd was, was ik de enige in het restaurantje en ook in andere eettenten was het opvallend rustig. Op straat was ook niet extreem veel volk te bekennen, met niet heel veel voetgangers en slechts een handvol auto's (alhoewel het niet zo rustig was als in Vientiane in Laos).
Brunei is een sultanaat en heeft dus in de geschiedenis meerdere sultans gehad. Net zoals men in Thailand ontzettend veel van de koning lijkt te houden, lijkt de sultan hier heel erg populair te zijn. Overal op straat zag ik afbeeldingen van de man hangen, aan zowel gebouwen als bij bogen over de weg. Ook bij een groot plein hing hij diverse keren, samen met vele geel-wit-zwarte Bruneise vlaggen. Het bleek dat er vorige week een festival was geweest voor de sultan, aangezien hij 66 jaar was geworden. Een stukje verderop -alles in de stad was eenvoudig op loopafstand van elkaar verwijderd- bevond zich het Royal Regalia Museum, een museum met een grote koepel dat helemaal gewijd was aan de huidige sultan en zijn voorganger. Het was jammer dat je binnen geen foto's mocht maken -je moest je schoenen uittrekken en je tas in een locker stoppen-, want het zag er daar prachtig uit. Ten eerste zag ook de binnenkant van het gebouw er mooi uit, met marmeren vloeren, zuilen, rode lopers en andere kleurrijke vloerkleedjes. Het had echt de sfeer van een sultanaat. Ten tweede zagen de te bekijken objecten er beeldschoon uit. Er was een tentoonstelling te zien over het leven van de sultan, met allerlei foto's over belangrijke of leuke momenten uit zijn leven, zoals studie (een klassenfoto), officiële ceremonies (zijn besnijdenis), bezoekjes (aan Engeland) en sport (golf en polo). Daarnaast was een groot deel gewijd aan de ceremonie die hem inwijdde tot sultan. Zo'n beetje alles wat destijds gebruikt is, was hier nu te zien, zoals prachtige pakken voor de soldaten, een gouden zetel, kroon, staf en paraplu, gouden sieraden, nog meer gouden objecten, rijkelijk versierde kussentjes en meer kledingstukken met gouden randjes. Op vele afbeeldingen en video's was deze dag uitgebeeld. Bij een feest horen ook cadeaus en vele belangrijke afgevaardigden van over de hele wereld hadden de sultan iets bijzonders gegeven. Een enorme hoeveelheid beeldjes, vaasjes, schilderijen, zwaarden, pennensetjes, bootjes, kistjes, schalen en kannen, allemaal met een behoorlijk prijskaartje, waren aan hem overhandigd. Allemaal leuk en aardig, maar niet echt nodig, moest hij gedacht hebben, aangezien alles nu hier lag. Het museum had tevens nog een kleine sectie met geschiedenis, waarbij de onafhankelijkheid met Engeland centraal stond.
Ik verliet het gebouw met airco en liep verder door de bloedhete stad. Al snel bereikte ik de parel van de stad, de Omar Ali Saifuddien-moskee. Dit prachtige witte gebouw had een grote gouden koepel, welke glinsterde in het felle zonlicht. Enkele torentjes en minaretten hadden kleinen gouden koepeltjes. Palmbomen sierden de grond rond de moskee en daaromheen lag dan weer water. Vanaf een hek aan de andere kant van het water had ik een prachtig zicht op de moskee, evenals een soort schip dat voor de moskee vast in het water lag. Zo goed als iedereen in het land is moslim, waardoor er dus overal moskeeën te vinden zijn. Dit was echter de bekendste. Alhoewel het normaalgesproken voor niet-moslims mogelijk is om buiten gebedsmomenten de moskee te bezoeken, was dit nu niet mogelijk. De reden hiervoor verklaarde tevens de lege restaurants: de ramadan was begonnen. Ondanks dat het jammer was dat ik de binnenkant niet kon zijn, was het zicht op de buitenkant alsnog erg bijzonder.
Minstens zo bijzonder, maar dan op een hele andere manier, was Kampung Ayer, een groot gebied naast de moskee. In het water waren honderden huisjes op houten palen gebouwd. Via houten planken kon je naar enkele van de huisjes lopen. In tegenstelling tot de mooie gebouwen in de stad waren deze huisjes van hout en leken er een paar bijna uit elkaar te vallen. Sommigen waren verlaten, terwijl anderen tekenen van leven vertoonden, vanwege muziek of kledingstukken aan de waslijn. In het water dreef tussen het groen veel afval, een groot contrast met de schone binnenstad. Aan de overkant van de rivier zag ik nog veel meer huisjes op palen staan, sommige mooier dan de andere. Deze waren niet via planken te bereiken, maar wel kwamen er vliegensvlug enkele bootjes op me af varen toen ik ook maar vlak langs de rivier begon te wandelen. Allemaal probeerden ze me een boottocht aan te smeren, maar hier zag ik van af. Enkele andere toeristen (een Nederlands gezin) had wel in een boottochtje en liet zich naar de overkant varen om meer huisjes te bekijken. Via een klein winkelcentrum liep ik uiteindelijk terug naar m'n guesthouse. Alle bezienswaardigheden in de stad had ik hiermee gezien en alhoewel ik nog naar een andere grotere moskee zou kunnen gaan iets buiten de stad, had ik daar niet zoveel zin meer in. Ik was nog steeds wat moe van de afgelopen dagen en wilde me niet al te veel meer inspannen. Het leek er tevens op alsof het later op de middag nog zou regenen, wat ook gebeurde.
Vlak voor zonsondergang ben ik teruggekeerd richting de moskee en de huisjes op het water. In de moskee was het avondgebed aan de gang, aangezien ik door de speakers de luide gebeden kon horen. Het water in de rivier stond een stuk lager dan vanmiddag, aangezien de houten krotten nu in de modder stonden en het afval nog beter te zien was. Verschillende vogels liepen door de modder heen en ergens zag ik ook een kleine varaan rondlopen. Voorzichtig liep ik over de houten planken -hier en daar zaten gaten en niet alle planken lagen even goed vast- iets verder de Kampung Ayer in, zodat ik een beter gezicht zou hebben op de zonsondergang, welke er mooi uitzag vanwege de aanwezige wolken (maar niet zoveel dat de hele lucht bedekt was). Vanaf een hoge brug zag ik in de verte nu ook de grootste moskee van het land, de Masjid Jame'Asr Hassanal Bolkiah, met vier grote minaretten in de hoeken rond het gebouw, dat eveneens een gouden koepel had. Ook van deze richting klonk het gebed. Nu het schemerig was, was het gebouw mooi verlicht. Toen ik terugliep, zag ik dat de andere moskee ook prachtig verlicht was en in het water ervoor was de reflectie te zien. Na een maaltijd liep ik door het erg stille, maar sierlijk verlichtte Bandar terug naar m'n guesthouse. Hier had ik weer wat tijd om m'n verhalen en foto's bij te houden, alhoewel ik dat niet heel lang heb zitten doen, aangezien ik morgen erg vroeg zal moeten opstaan om een bus en een ferry te halen naar Kota Kinabalu.
Zo snel m'n trip naar Brunei was begonnen, zo snel kwam deze alweer tot een eind. Toch was het vermakelijk om een dagje een stukje van dit sultanaat te zien. Het geeft toch weer een hele andere kijk op Borneo. Alhoewel een dag meer dan genoeg is, zijn de rijkdom en al het goud het zeker waard om toch eventjes een tussenstop te maken in dit landje als je van Sarawak naar Sabah reist (of andersom)!
Tip van de dag: kun je geen Maleis lezen, maar wel Arabisch, dan kun je in Brunei alsnog prima de borden lezen, omdat deze heel vaak tweetalig zijn. Soms zelfs drietalig, aangezien het Engels ook aanwezig is.
Opvallend feitje: alcohol is in Brunei uit den boze.
Mulu
Dag 130: Op insectenjacht
Woensdag 18 juli 2012
Vandaag ben ik verdergegaan naar Mulu National Park, naar men zeggen het mooiste park van Borneo, met een enorme diversiteit aan flora, fauna, bezienswaardigheden en activiteiten. Het park ligt in het noordoosten van Sarawak en is totaal afgezonderd van de buitenwereld. Er leiden geen wegen naartoe, maar wel is er een rivier, zodat je er eventueel met een boot zou kunnen komen. Dit zou echter een hele dag in beslag nemen, is vanwege waterstanden niet altijd mogelijk en zou erg prijzig zijn. Het enige andere alternatief is daarom het vliegtuig, aangezien er een klein vliegveldje is gebouwd bij dit erg populaire park. Om 8 uur werd ik door een Chinese vriendin van de gastvrouw opgehaald met een auto, waarna ik op het vliegveld werd afgezet. Inchecken ging weer razendsnel, waardoor ik iets meer dan een halfuur in de wachtruimte heb zitten wachten, mede omdat de vlucht enige vertraging had. Aan alle kanten om me heen hoorde ik een bekend taaltje. Er was een volledige Nederlandse familie, nog een familie met aanhang, een enkele Nederlander en twee Vlamingen; wellicht waren er wel meer. Iets na negenen konden we aan boord van een klein vliegtuigje van MASWings, met slechts 18 rijen van 4 stoelen. Naast me bevond zich een propeller, welke hard begon te draaien toen we vertrokken. De vlucht stelde niet echt veel voor, aangezien we binnen een halfuur alweer op de grond waren. Onderweg hadden we zo nu en dan wel een mooi uitzicht op de donkergroene en dichtbegroeide jungle. Hier leek de houtkap gelukkig minder actief te zijn. Op het vliegveld van Mulu, waar slechts viermaal per dag vliegverkeer is, simpelweg naar de ontzettend eenvoudige aankomsthal lopen. Hiervandaan zagen we hoe het personeel handmatig de koffers uit het vliegtuig haalden, op een kar gooiden en naar de hal reden, waarna ze alles weer één voor één op een kleine niet-geautomatiseerde rolband legden. Het voelde allemaal een beetje nutteloos, aangezien we net zo goed zelf 40 meter verderop bij het vliegtuig onze bagage hadden kunnen pakken. Met een taxi, jeep of bus kon je vervolgens naar het resort worden gebracht, of het hoofdkwartier als je zou verblijven in een bungalow of het hostel. Ook dit voelde nutteloos, aangezien we slechts 2 minuten in de bus zaten. Wat zeker niet nutteloos was, was het vooraf boeken van zowel accommodatie, als tours. Er is maar heel weinig accommodatie beschikbaar (voor pakweg 100 personen) en ontzettend veel gidsen zijn er niet; daarnaast worden tourgroepen bewust klein gehouden. Ik had alles van tevoren al geboekt, dus voor mij was er bij het hoofdkwartier geen probleem. Een Amerikaan die ik in het busje had ontmoet, had het iets lastiger, aangezien hij nog geen tours had geboekt en nu afhankelijk was van de beschikbare open plekjes, waarvan er maar zeer weinig waren. En hopen op een annulering was natuurlijk ook mogelijk, maar die kans was natuurlijk klein.
Ik blijf hier in totaal drie nachten, waardoor ik twee volle dagen en twee halve dagen heb, wat genoeg is om een groot deel te zien. Wat ik ga doen, zal in m'n verhaal vanzelf blijken, maar dit zijn de dingen die ik in ieder geval niet ga doen: Mulu staat bekend om z'n vele grotten en door enkele daarvan kun je klimmen en klauteren onder het mom van een ‘adventure cave tour'. Dit zijn echter riskante trips waarvoor je wel enige ervaring zou moeten hebben met speleologie, waardoor ik deze aan me voorbij liet gaan. Voor de zeer ervaren klimmers was het mogelijk om een hele dag in een zekere grot door te brengen, waarbij je uit zou komen in de Sarawak Chamber, de grootste grot ter wereld -alhoewel een recent ontdekte grot in Vietnam nu eigenlijk die eer schijnt te hebben-, met afmetingen van 700x400x70 meter, waar zelfs een sterke zaklamp geen schijn van kans maakt. Daarnaast had je trips om één van de twee hoge bergen hier te beklimmen, maar deze zijn erg lastig en niet heel populair. Populairder, maar behoorlijk pittig, is een driedaagse trekking door de bergen naar de ‘Pinnacles', een landschap dat vol staat met uitstekende rotsen van karst. Op afbeeldingen zag dit er erg indrukwekkend uit, maar wel erg vergelijkbaar met het Stone Forest wat ik in China al had gezien. Ik besloot daarom niet de moeite te nemen om de Pinnacles te bereiken. Een Nederlander -uiteraard- die ik in het hostel ontmoette, was er net van teruggekomen en ondanks dat het een bijzondere trip was, was het wel heel erg zwaar en glad vanwege de vele regen.
Het hostel zag er tot m'n verbazing erg goed uit, met twee grote kamers met vele normale bedden. De (voor zover ik kon zien) warme douches en toiletten waren opvallend netjes en ook het gebied rond het hoofdkwartier, met houten wandelpaden en verschillende bungalows, zag er verzorgd uit. Het is duidelijk dat een UNESCO-stempel veel invloed heeft op een bepaalde locatie. Met de Nederlandse Frits die ik in het hostel ontmoette en de Amerikaan ben ik in het enige aanwezige restaurant gaan lunchen. De prijzen lagen, zoals je kon verwachten vanwege het monopolie en de afgelegen locatie, beduidend hoger dan in de stad, maar waren voor Nederlandse begrippen uiteraard nog steeds goedkoop. Na de lunch zei ik de twee gedag, want ik had een vrije middag waarop ik zelf een stuk van het park wilde verkennen.
Op een afstand van zo'n twee kilometer bevond zich de Paku-waterval, wat een mooie wandeling zou zijn over zowel de goed onderhouden houten wandelpaden als een junglepad. Het houten pad liep door de dichte jungle en hier en daar over een watertje. Aan één zijde bevond zich een houten reling. Alhoewel de afstand naar de waterval slechts zo'n 2,5 km zou zijn, zou de wandeling pakweg drie kwartier duren, maar omdat ik heel erg op m'n gemakje liep, heb ik er zo'n beetje het dubbele over gedaan. De reden hiervoor was het vele leven op de reling en om me heen in de lucht en in de jungle. Grote dieren ben ik uiteraard niet tegengekomen, maar wel kwam ik om de paar meter weer insecten tegen. De jungle van Mulu NP herbergt bijna 30.000 verschillende soorten insecten, waardoor ik keer op keer weer nieuwe soorten insecten op m'n pad tegenkwam. De rode duizendpoten en de hammerhead worms maakten hier opnieuw hun opwachting, maar het waren de andere kleine kruipers en vliegers die me ditmaal wisten te verrassen. Zo vond ik enkele mooie libellen en een soort groene kever met oranje vakjes aan de zijkanten, maar ook iets heel kleins dat wit was en nog een klein ding dat bruin was en op een vliegje leek. Rode keverachtige insecten zag ik ook, net als een grote zwarte duizendpoot met oranje strepen die eerder de vorm had van een uit de kluiten gewassen pissebed, welke zich als een balletje oprolde toen ik m'n camera dichterbij hield. Maar er waren ook sprinkhanen, grote mieren en slakken. Hier en daar zag ik ook enkele kleine hele schuwe salamandertjes wegschieten in de bosjes. Verder kwam ik gekleurde paddenstoeltjes tegen, een gele penisplant en nog enkele aparte planten waarvan ik, net als met alle insecten, geen idee had wat de namen waren. Meer insecten waren er in de vorm van een oranje kever, het schelpachtig beestje dat ik in Niah ook zag, (harige) larven en spinnetjes met acht ogen, welke ik allemaal behoorlijk gedetailleerd van dichtbij op de foto heb kunnen zetten. Een ander superklein insectje droeg een soort omgekeerd ijshoorntje op z'n rug, gecamoufleerd met stukjes blad en boomschors (althans, zo leek het). Het was grappig om hem zachtjes om te blazen, waarna het insectje eventjes uit z'n schulp kroop en z'n huisje weer rechtop zette. De Paku-waterval zelf bestond uit drie watervalletjes waar niet al te veel water doorheen liep. Je had hier de mogelijkheid om te zwemmen, maar dat deed ik niet. Nat werd ik even later toch, want het begon te regenen. Hier in Mulu kan het weer plots omslaan en dat gebeurde nu dan ook, alhoewel de regen op zich meeviel. Toch was ik blij dat ik m'n poncho had meegenomen.
Ik liep terug naar het cafetaria en nam daar een avondmaaltijd, waarna ik me samen met enkele andere toeristen verzamelde bij het hoofdkwartier. Om 19 uur, toen het al donker was, zouden we namelijk de Night Shift hebben, een junglewandeling door het donker. 's Avonds gaat het leven in de jungle namelijk gewoon door. Sterker nog, vele insecten en dieren die je overdag niet ziet, komen 's avonds juist tot leven. We stonden allemaal klaar met onze hoofdlampjes, maar ook met onze poncho's, want het regende nog steeds. We maakten kennis met gids Seria, die de wandeling deze avond niet zo zag zitten. De regen was nou niet echt fijn en daardoor zouden alle insecten zich niet vertonen. We drongen toch aan om de tocht door te zetten. Door de lichte regen liepen we een stuk over het houten pad, waarbij we al vrij snel een dier zagen dat de regen juist leuk vindt: een kikker. De vrouwtjeskikker zat vlak naast het pad, wat ons goed de gelegenheid gaf om een foto te maken. Iets verderop zagen we nog twee mannelijke kikkers, die hun keel elke keer weer groot opbliezen om luid te kwaken. Op vele plekken om ons heen hoorden we kikkers kwaken. De wandeling duurde uiteindelijk maar tien minuten, aangezien het harder begon te regenen en Seria de tocht afblies. We zouden zelf verder kunnen lopen over het pad, maar zij zou terug gaan, waarbij ze ons vertelde dat we morgen ons geld konden terugkrijgen. Het was jammer. Met ons groepje liepen we toch nog een klein stukje verder, maar keerden al vrij snel ook om.
Tijdens de wandeling leerde ik de Canadese Teann kennen en toen het iets later nog maar erg lichtjes regende, zijn we het park uitgewandeld, aangezien we nieuwsgierig waren wat er nog meer te vinden was in de omgeving. Er liep maar één weg naar het park, waarlangs we een bar zagen liggen, een ander hostel en iets verderop een guesthouse. Verder was de weg behoorlijk verlaten en hartstikke donker, wat ons wel de gelegenheid gaf om in de bomen enkele vuurvliegjes te zien vliegen, welke hoog bij de boomtoppen rondvlogen en knipperden. We liepen een stuk verder naar een T-splitsing, waarvan het ene deel van de weg naar het vliegveld liep en het andere door het donker naar het luxere Mulu Resort. Ondanks dat het nog wel een aardige wandeling zou zijn, waren we wel nieuwsgierig hoe het er daar uitzag. Onderweg kwamen we verrassend genoeg nog een guesthouse ‘in the middle of nowhere' tegen, maar toen we een stukje verder een gebouw zagen met opvallend veel verlichting, kreeg een (waak)hond ons in de gaten. Het beest begon dreigend te blaffen en leek onze richting op te willen gaan. Gelukkig waren we nog ver genoeg, waardoor we snel konden omkeren en gelukkig zonder problemen terug konden lopen. We lieten het resort maar voor wat het was. In de bar kwam ik de Engelse Dan tegen, die ik in Miri had leren kennen. Met z'n drieën bleven we eigenlijk iets te lang rondhangen, waarna we uiteindelijk toch teruggingen naar onze eigen slaapplek; we bleken allemaal ergens anders te zitten. Een (weliswaar niet al te lang) nachtje rust was wel nodig, aangezien er morgen een drukke dag zit aan te komen!
Tip van de dag: ga in Borneo niet de deur uit zonder een poncho in je rugzak.
Opvallend feitje: gedurende je gehele verblijf in het park moet je een polsbandje dragen. Deze heeft een kleur die afhangt van je dag van aankomst, zodat opzichters eenvoudig kunnen zien of je vijfdaagse verblijfsticket nog geldig is.
Dag 131: Het Hof van Eden
Donderdag 19 juli 2012
Ondanks de grootte van de dorm gedroeg iedereen zich 's nachts en 's ochtends gelukkig behoorlijk rustig, waardoor ik prima heb kunnen slapen. Zoals ik al vreesde, wist de douche geen warm water te produceren, waardoor het alsnog wakker worden werd met een koude douche. Gisteren had ik drie ontbijtbonnen gekregen, welke waren inbegrepen in het verblijf. Toen ik op de kassabon keek, bleek dit eigenlijk op een hele geniepige manier te zijn gedaan. Ik moest RM41 per nacht betalen, maar eigenlijk was het maar RM25, aangezien er een aparte RM16 werd gevraagd voor het ontbijt. En dat was best prijzig voor slechts twee pannenkoekjes met een beetje fruit (de ‘Mulu Special'), of een westers ontbijtje met twee stukjes toast, een eitje, een worstje en bonen. Ik had me van tevoren ingeschreven voor de exclusieve ‘Garden of Eden Valley and River Walk', waarbij er verschillende speciale onderdelen op het programma stonden. De tour was exclusief, omdat er elke dag maar één groepje zou gaan. Om 9.30 uur ontmoette ik bij het HQ opnieuw gids Seria en de overige groepsleden, een stel uit Amerika en een Nederlands stel dat ik vlak daarvoor in de dorm al had leren kennen. Alhoewel het enigszins bewolkt was, was het op dit moment prima weer voor een junglewandeling. Over de houten planken liepen we een afstand van zo'n 3 kilometer. Alhoewel we onze ogen wel open hadden voor bijzondere beesten, was dit niet ons focuspunt. We hadden het geluk een dwergeekhoorntje te zien, maar zagen in een ondiep riviertje helaas geen otters. Tegen het einde van het pad verbaasden we ons erover dat enkele bruggetjes in de verf stonden; het onderhoud was hier echt goed geregeld. Hoe verder we kwamen, hoe groter de bergen van karst voor ons werden. Dit gebied staat bekend om deze hoge en grote rotsen, aangezien er van binnen talloze grotten te vinden zijn en kilometers aan gangen doorheen lopen. Veel hiervan is in kaart gebracht, maar Seria vertelde dat er nog steeds expedities werden verricht om meer afgelegen openingen te bereiken. Het was te merken dat Seria passie had voor haar werk. Ze wist ontzettend veel over insecten, en met name mieren, maar ondernam ook vaak expedities naar nieuwe grottenstelsels. Enkele ruimtes waren zelfs naar haar vernoemd. Soms reisde ze zelfs de wereld over om elders door de grotten te klimmen. Enthousiast vertelde ze hoe ze enkele jaren geleden David Attenborough had ontmoet en de cameraploeg voor BBC's documentaire Earth had geïnstrueerd over het filmen van de grotten en de aanwezige vleermuizen.
Ondanks de grijze bewolking kwamen we droog aan bij de Deer Cave, de meest bijzondere grot van Mulu. Deze enorme grot heeft een doorgang van zo'n 2 km, waardoor het zich de langste in de wereld mag noemen. De grot is niet alleen lang, maar ook behoorlijk hoog en breed. Toen we de monsterlijk grote ingang betraden, werden we overdonderd door het formaat. Het was hier niet extreem veel groter dan in Niah, maar liep wel een stuk verder door. Er was een pad aangelegd waar we overheen konden lopen. Op de grond om ons heen lag veel vleermuizenpoep, aangezien de grot zo'n 3 miljoen vleermuizen herbergt. Grote zwarte vlekken op het plafond lieten zien dat de vleermuizen daar hingen te slapen; we hoorden ze piepen en soms vloog er eentje rond. Een iets betere blik op de uitwerpselen liet zien dat het een enorme hoeveelheid kleine insecten had aangetrokken. Vele pissebedden, kevers en andere beestjes kropen rond door de stront, aangezien het voor hen een heerlijke voedzame maaltijd was. We volgden het pad langs een klein stroompje helder water, waarin we een paar kleine katvissen wisten te spotten. Ze waren niet zo dol op onze lampen, waardoor ze zich (figuurlijk) uit de voeten maakten. Toen we achter ons keken, zagen we een andere hogere opening van de grot, waar het licht doorheen scheen. Zeer uniek was de vorm aan de zijkant van deze opening, aangezien deze exact leek op het silhouet van de Amerikaanse president Abraham Lincoln. De overige rotswanden waren niet extreem bijzonder, net als bij de Niah Caves. We liepen een stukje verder en Seria wist in het zand de sporen te spotten van een luipaard (‘clouded leopard'), alhoewel we het beest zelf uiteraard niet zagen.
Iets verderop hoorden en zagen we onder ons een ondiepe rivier door de grot stromen. Het pad liep hier bovenlangs verder (om vervolgens terug te keren), maar verrassend genoeg volgden we het pad niet. Tegen het einde van de rivier zagen we een hoger gelegen opening met een oase van groen; het licht scheen door de bomen naar binnen om de rivier te verlichten. Dit bleek de Garden of Eden te zijn en zou onze bestemming zijn. We weken af van het pad en klommen via enkele gladde rotsen naar beneden, naar het riviertje. Het was tijd voor iets meer spanning en avontuur, vieze handen en natte voeten. We stapten het water in, dat reikte tot onze enkels, en staken het stroompje over, uitkijkend om niet uit te glijden over de glibberige stenen. Aan de overkant konden we weer iets fijner verder lopen, totdat we opnieuw moesten oversteken omdat die kant dan weer eenvoudiger zou zijn. Vanaf hier was het echter ook enigszins klimmen geblazen. We moesten over en tussen rotsen klauteren en op sommige plekken balanceren om niet naar beneden te vallen. Sommige rotsen hadden mos, waardoor we tevens moesten oppassen om niet uit te glijden. Soms moesten we op handen en voeten gaan en op een enkel punt was er een touw om ons omhoog te helpen. Op enkele punten lag het vol met vleermuizenpoep, waar we doorheen moesten lopen en soms een enkele vinger in moesten planten om ons evenwicht te behouden. Gelukkig was het water nooit ver weg, zodat we handen en schoenen konden afspoelen. Aan het einde van deze avontuurlijke tocht bereikten we de Garden of Eden Pools, een paar plasjes water onder de uitgang van de grot naar de Garden of Eden. De tocht was trager verlopen dan we hadden gehoopt en dat kwam voornamelijk door de twee Amerikanen die hier waarschijnlijk niet op gerekend hadden. Keer op keer moesten wij Nederlanders en de gids op hen wachten. Het gevolg was dat Seria er sterk aan begon te twijfelen of we de achterliggende vallei wel in zouden moeten gaan. Het probleem zat hem namelijk in het tijdstip, de terugweg en de grijze wolken. Als het namelijk zou gaan regenen, zou de vallei snel volstromen met water. Aangezien de vallei volledig afgesloten is, zou al het water maar één kant op kunnen, en dat is door de Deer Cave. Binnen een mum van tijd zou het stroompje water veranderen in een kolkende rivier waardoor het gevaarlijk zou zijn om doorheen te gaan. Takken en boomstammen die we onderweg waren tegengekomen, lieten zien hoeveel de rivier mee had gesleurd. Seria was bang dat we vanwege de traagheid van de Amerikanen niet op tijd zouden kunnen terugkeren als het zou gaan regenen. Wij Nederlanders baalden, aangezien wij wel snel genoeg waren. We sloten uiteindelijk een compromis: we zouden omhoog klimmen naar de Garden of Eden, maar uit veiligheidsoverwegingen niet meer door de vallei wandelen.
Het Hof was zoals gehoopt een prachtige plek. Alhoewel een rode appel ontbrak, konden we hier tussen de hoge rotsen, het stromende water en de groene bomen wel genieten van een meegebrachte lunch van nasi goreng en kip. We konden een stukje door de rivier lopen om zodoende een kleine impressie te krijgen van de rest van de wandeling door de vallei. We zagen drie onderzoekers terugkomen van een expeditie naar bladeren. Nadat we enige tijd de gelegenheid hadden gekregen om te zwemmen -het was nog steeds droog-, keerden we om. We klauterden terug naar beneden en liepen via een gedeeltelijk andere route terug. Ditmaal moesten we door een hele smalle doorgang glijden en kruipen om verder te geraken. Het laatste stuk over het pad was weer hetzelfde, maar we kregen zodoende wel de kans om de grot vanuit een ander perspectief te bekijken. Enkele ‘douchekoppen' vielen ons nu ook pas op, waarbij water vanaf een uitstekende ronde rots op het plafond vele druppels water liet vallen.
Eenmaal terug bij de ingang keken we terug op een mooi avontuur, waarbij ik dus alsnog een klein beetje van het ‘adventure caving' heb mogen proeven. De dag was echter nog niet voorbij en we zouden nog een andere grot bezoeken. Direct naast de Deer Cave bevond zich de Lang Cave, een veel kleinere grot, maar van binnen totaal anders, wat op zich best verrassend is. De grot had opnieuw planken om over te wandelen en was met lampen verlicht, zodat we een prachtig zicht hadden op de vele stalagmieten en stalactieten. Deze bijzondere druipsteenformaties maakten veel indruk op ons en waren een lust voor het oog. Aangezien de grot niet heel groot was, waren we alweer snel buiten, waarna de dagtour min of meer voorbij was.
Het was nu begonnen licht te regenen, maar Seria zette ons alsnog af bij een tribune iets verderop. We waren ietwat aan de vroege kant (15.15 uur), maar het was niet echt handig om drie kwartier terug te lopen, om vervolgens weer om te keren om in de namiddag getuige te zijn van een bijzonder tafereel. Tussen 16 en 18 uur is er een grote kans dat de 3 miljoen vleermuizen de grot verlaten om op zoek te gaan naar heerlijke insecten. Vanwege regen waren de vleermuizen gisteren niet buiten geweest en we hoopten dat het weer vandaag beter zou zijn. Tot dusver zag het er niet heel hoopvol uit, maar we bleven geduldig wachten. Het wachten duurde erg lang en in de tussentijd kletste ik met het gezellige Nederlandse stel en las ik de informatieborden over vleermuizen. Het begon drukker te worden, want we waren zeker niet de enigen die wilden kijken. Ook Frits maakte hier z'n opwachting. Het viel ons op hoe ontzettend veel Nederlanders op dit moment in het park verblijven. Echt overal om ons heen hoorden we Nederlanders, iets dat me in het cafetaria ook al was opgevallen. Zonder te overdrijven is ongeveer een derde van het park Nederlands; het is overduidelijk te merken dat de mensen vakantie hebben en ervan houden om naar het buitenland te gaan. We merkten dat enkele van die Nederlanders ook met tourgroepen waren gekomen. De regen hield zo nu en dan op, waarna onze hoop weer steeg, totdat het weer begon te regenen. Iets na vijven bleef het eindelijk droog -eergisteren waren de vleermuizen tegen 17.30 uur naar buiten komen vliegen-, alhoewel er toen stevige mist voor kwam drijven. Een half uur later klaarde de mist op en begonnen we om ons heen insecten te horen. De omstandigheden leken goed genoeg te zijn. Een enkele havik vloog voorbij, ook in afwachting van een hapje. Enkele zwaluwen vlogen ook rond. We bleven nog een half uur wachten, maar de vleermuizen hadden er vandaag geen zin in. Langzaamaan droop het publiek af, ook hongerig. Uiteindelijk gaven ook wij de hoop op en begonnen we aan de weg terug naar het cafetaria. Ik zou morgen nog één kans hebben en met de gedachte dat de vleermuizen het drie dagen uit zouden kunnen houden zonder eten, zouden ze zich morgen wel moeten vertonen. In het ergste geval kon ik mezelf troosten met het feit dat ik ze twee jaar terug al in Khao Yai National Park in Thailand heb gezien.
Door het donker liepen we terug, waardoor we er tevens een leuke avondwandeling bij kregen. Op de reling werden we op een gegeven moment verrast door een enorm kruipend insect (het formaat van een rat), welke maar net op de reling paste. Het leek enigszins op een sprinkhaan, maar was dat geloof ik niet. Qua kleur had het echter ontzettend veel weg van een enigszins aangebrand stokje varkenssaté. Maar misschien dat ik daar alleen maar aan omdat ik ook honger had. De maaltijd in het cafetaria beviel me daarom ook erg goed. In de avond ontmoette ik Dan in het café, die daar aan het kletsen was met alweer twee andere Nederlanders. Met alle mensen die ik tot dusver had ontmoet (en dat waren er aardig wat), zaten we hier uiteindelijk nog lange tijd gezellig te kletsen, terwijl op de beamer een James Bond-film werd getoond, iets dat HBO elke avond lijkt te doen. Frits vertelde dat zijn adventure caving tour erg goed was bevallen, waarbij hij zelfs nog een enorme slang had zien kruipen. Voor Teann, aan de andere kant, bleek het te zwaar te zijn geweest, waarbij ze niet was voorbereid op het klimmen in touwen. Vermoeid ging ik veel te laat terug naar de dorm, waarbij ik onderweg nog eventjes kon genieten van lichtgevende paddenstoelen en een gedeeltelijk heldere sterrenhemel. Het was tijd om een paar uurtjes te slapen.
Tip van de dag: als je door het donker door de jungle loopt, loont het de moeite om je zaklamp eens uit te zetten. Het voelt erg apart aan om in het pikkedonker in de jungle te zijn, niet wetende wat er zich om je heen bevindt. Overal hoor je de geluiden van insecten en kikkers en als je wat geluk hebt, zie je fluorescerende paddenstoelen en vuurvliegjes.
Opvallend feitje: het is niet gemakkelijk om Jenga te spelen met blikjes bier.
Dag 132: Helder water
Vrijdag 20 juli 2012
Na een korte nacht moest ik alweer op tijd opstaan, aangezien ik om 9.15 uur een tour zou hebben. Gelukkig had ik ditmaal wel een warme douche, aangezien er een onopvallende schakelaar bleek te zijn in het elektrische verwarmingsapparaat. Tijdens m'n ontbijt keek ik uit over de rivier waar ik even later zelf overheen voer. In een bootje met vier andere toeristen -ja, opnieuw Nederlanders- voer ik een stukje over de rivier, waarna we bij een klein dorpje aan de waterkant aanmeerden. Nadat er nog een bootje met toeristen en de gids was gearriveerd, begonnen we aan onze tour die tot ongeveer 13 uur zou duren. Het dorpje behoorde bij een lokale stam, waarvan de inwoners al vele generaties hier in de jungle van Mulu wonen. Met zoveel grotten en jungle zou je bijna vergeten dat er hier ook nog menselijke bewoners leven. Aan hen hebben we grotendeels te danken dat de meeste wilde dieren in het gebied al zijn uitgestorven of, voor zover aanwezig, zich diep verscholen houden voor de mens. In het dorpje stonden enkele eenvoudige houten hutjes en waren er op een grasveld allemaal funderingen zichtbaar. Tot niet heel lang geleden stond hier een volledig longhouse bovenop, maar deze was vanwege een ongelukje met een kaarsje volledig afgebrand. Kan gebeuren. Uiteraard boden de lokale inwoners ons allemaal handwerk aan, alhoewel ik het idee had dat sommige dingen ook gewoon uit een fabriek kwamen, aangezien ik die souvenirs al vaker had zien liggen. Het was mogelijk om informatieborden te lezen en om opnieuw, maar dan tegen betaling, met een blaaspijp te schieten.
Met de bootjes voeren we verder over de rivier, door een mooie jungle met overhangende lianen en naast ons grote rotsen. Iets verderop meerden we aan naast deze rotsen, aangezien we ze van binnen iets beter zouden gaan bekijken. Ook hier stikt het namelijk weer van de grotten. Na een klim op enkele trappen kwamen we aan bij de Wind Cave. Deze grot was niet voor niets zo genoemd, aangezien er halverwege een passage was waar we de wind doorheen hoorden en voelden stromen. De grot was niet reusachtig groot, maar beschikte wel opnieuw over hele mooie stalagmieten en stalactieten, sommigen heel dik, andere weer heel dun. Eén wand had wel iets weg van de dikke sliertachtige/octopusachtige baard van Davy Jones uit de Pirates of the Caribbean-films. De plafonds, grond en wanden, soms onbereikbaar vanwege enkele diepere kloven, zagen er daardoor erg indrukwekkend uit. Enkele lampen beschenen de rotsen. De gids wees ons op een stalactiet die de aan het eind op een hand leek, maar wij vonden dat nogal meevallen. Er was een pad dat dieper de grot in liep, maar deze hebben we niet gevolgd. Dit zou namelijk het beginpunt zijn voor de Clearwater Connection, een acht kilometer lange tunnel die uit zou komen in de ernaast gelegen Clearwater Cave. Het was mogelijk om deze mooie, maar geavanceerde adventure cave te doorkruisen, maar in tegenstelling tot Frits en Dan overmorgen zal ik dat niet doen. Wel zouden we de andere grot bezoeken, maar niet voordat we een kijkje hadden genomen in de Lady Cave. Volgens de gids werd deze zo genoemd vanwege de vrouwelijke vormen, maar uiteindelijk bleek deze alleen zo genoemd te zijn omdat er een stalagmiet was die op de muur een schaduw achterliet in de vorm van een vrouw. Maar heel duidelijk was dat nou niet echt en ik had eerder het idee dat ik Jozef of een Bijbelse herder zag staan. Tevens was er hier een diep gat met aan de overkant een opening. Er hing een touw, zodat ervaren speleologen alsnog de rest van de grot konden verkennen.
Nadat ik gisteren al zo onder de indruk was geraakt van de Deer Cave, vreesde ik dat de grotten vandaag tegen zouden vallen. De Clearwater Cave bewees het tegendeel. Deze grot was een combinatie van alles dat ik tot dusver had gezien en zag er daarom zeer bijzonder uit. De grot was om te beginnen behoorlijk ruim en hoog, waarbij het mogelijk was om over de wandelpaden op verschillende niveaus te lopen. Tevens zagen we om ons heen prachtige rotsformaties. Op één plek was een gat in het plafond, waaronder we enkele kleine plantjes zagen groeien. Er was hier echter meer gegroeid, en wel enkele kleine puntige uitsteeksels. Als een spijkerbed waren deze mini-pinnacles naar het licht toegegroeid en verder uitgeslepen vanwege druppelend water. Ten slotte stroomde er een rivier door de grot met erg helder water, waarbij het waterniveau afhing van de gevallen regen. Het was een brede en lange rivier, welke dieper was dan in de Deer Cave. De rivier kwam uit een lange en donkere tunnel, wat het eindpunt bleek te zijn van de Clearwater Connection. Wat wij zagen was slechts een kleine fractie van de grot, aangezien er op een plattegrond te zien was dat er nog talloze andere gangen waren, met zo'n 170 km goed voor een hoge notering op de lijst van de langste grottenstelsels in de wereld. Na het bezoek aan de grot kregen we de gelegenheid om buiten in het heldere water te zwemmen, waarna we met de boot terugkeerden naar het HQ.
Na een lunch had ik een vrije middag, waarin ik de gelegenheid had om nog een paar activiteiten in de omgeving te ondernemen. Zo kon je op eigen houtje een uitkijktoren bezoeken. Hiervoor had je echter wel een sleutel nodig, maar deze kon je onder borg bij de receptie ophalen. De toren lag op een zijpad van het plankenpad niet ver van het hoofdkwartier vandaan. Bij toeval zag ik onder de reling van dit zijpaadje een grote tarantula zitten, die zijn poten helemaal naar voren en achteren had uitgestrekt en zijn lijf tegen de reling had aangeduwd. Schijnbaar vond hij het fijn om hier op de kop, weg van het licht, een middagdutje te houden, want het beest verroerde geen vin. Toch was ik op m'n hoede bij het maken van een foto, waarbij ik nagenoeg onder het beest moest kruipen. Ik beklom de hoge stalen constructie en kwam uit bij een nagenoeg afgesloten platform met enkele kijkgaten. Ik bevond me op gelijke hoogte als de boomtoppen, waardoor ik niet over de jungle heen kon kijken, maar wel naar de andere bomen om me heen. Ik had gehoopt dat ik vogels (zoals de grote neushoornvogel) of apen zou zien, maar ik zag werkelijk niets. Al snel liep ik daarom terug naar beneden, om te beginnen aan de Botanical Trail. Dit was een pad van zo'n anderhalve kilometer door de jungle, waarlangs allerlei borden stonden met informatie over de jungle, bloemen, bomen en planten. De tocht volgde door een mooi stukje jungle, met grote dikke bomen, rotsige punten en een paar aparte planten. Toch waren er ook veel planten door mensen geplant en zaten velen met hun kluit nog in een zak. Heel veel nieuwe beestjes zag ik niet, maar wel zag ik een erg schuwe fazant tussen de struiken en zag ik op een gegeven moment een heel dun wormpje op het wandelpad. Het bleek een bloedzuiger te zijn, welke zich op een wel heel aparte manier voortbewoog. De bloedzuiger tilde z'n kop op en maakte met zijn lijf de vorm van de Griekse hoofdletter omega, waarna hij zich weer uitstrekte en zo verder ging. Bij de randen van de planken zat telkens een gat van een centimeter of twee. De bloedzuiger liep tot de rand, stond vervolgens op, keek ik in het rond op zoek naar de kortste overbrugging en maakte vervolgens een brug, waarna hij ook z'n achterste naar de andere kant hielp. Het was een erg grappig en eigenlijk erg getalenteerd gezicht om te zien, maar ik was blij dat geen enkele bloedzuiger mijn benen wist te vinden.
De hele dag was er al een stralende blauwe lucht met nauwelijks een wolkje te bekennen, dus ik wist zeker dat de vleermuizen zich vandaag zouden laten zien. Om 16 uur liep ik snel naar de Bat Observatory en nam plaats tussen de vele andere toeristen die zich hierheen hadden geschaard. Veel mensen van gisteren probeerden het vandaag ook nog eens. Ik kwam weer een paar bekenden tegen, evenals de Amerikaan die ik in Miri had ontmoet en zojuist was gearriveerd. Iedereen zat met z'n fototoestel of filmcamera in de hand klaar, want iedereen wist dat het vandaag zou moeten gebeuren. En tot onze grote vreugde was dat ook het geval. Iets voor half zes verliet de eerste kleine groep vleermuizen de grot. Toen ze voor de rotsen vlogen, zagen we ze nog niet, maar toen ze daarbovenuit vlogen, met de blauwe lucht op de achtergrond, zagen we hoe de vleermuizen in een stroom eropuit gingen om op zoek te gaan naar eten. De stroom verdween aan de andere kant achter de bomen, maar er was nog genoeg luchtruim over om ze te kunnen zien. De eerste stroom hield vrij snel op, maar daarna kwam er gedurende 20 minuten een bijna onophoudelijke stroom van vleermuizen uit de grot vliegen. Het waren allemaal kleine zwarte stipjes in de lucht, want ze kwamen bij lange na niet zo dichtbij de grond als ik destijds in Thailand had meegemaakt. Enkele kleine groepjes werden opgejaagd door een havik, die hier ook zijn kans schoon zag. Helaas zagen we geen actiemoment in ons blikveld. De stroom vleermuizen slingerde door de lucht en leek vaak helemaal rond te kolken zoals een DNA-string. Na de grote stroom volgden nog een paar kleine slierten van resterende vleermuizen, waarna ze alle 3 miljoen de grot hadden verlaten. Ergens in de nacht zouden ze terugkeren met hopelijk een verzameling verse insecten in hun bek.
Met de personen die ik de afgelopen dagen had ontmoet en die nu nog steeds aanwezig waren in het park zijn we vervolgens teruggelopen. Onderweg kwamen we een pad omhoog tegen, waarvan we ons afvroegen waar deze naar zou leiden. We klommen vele trappen op en kwamen uiteindelijk uit bij een grot die niet op de plattegrond stond. Het leek alsof men nog bezig was om deze open te stellen voor het publiek. Om te voorkomen dat we de kranten zouden halen, besloten we wijselijk om hem niet te betreden en om te keren. In de bar naast het park namen we een hapje te eten en hingen we allemaal erg lui aan tafel. We keken zo nu en dan naar alweer een James Bond-film, maar het was duidelijk dat de vermoeidheid bij iedereen behoorlijk was toegeslagen. Ik zei enkele personen gedag en keerde al vroeg terug naar de dorm, waar ik snel ben gaan slapen, aangezien ik er morgen nog vroeger uit zal moeten dan de afgelopen dagen.
Tip van de dag: wees op tijd voor de uittocht van de vleermuizen, aangezien je nooit precies weet wanneer ze tevoorschijn komen. Sommige toeristen verschenen pas vijf minuten voor het einde, waardoor ze het mooiste spektakel hebben moeten missen. Waarschijnlijk hadden ze de 45 minuten lopen vanaf het HQ nogal onderschat.
Opvallend feitje: vleermuizen zijn helemaal niet zo gemeen, gevaarlijk en bloeddorstig als vele mythes dat beweren. De meeste zijn juist erg vriendelijk en onmisbaar in de natuur, aangezien ze veel zaden verspreiden. Slechts een minuscuul percentage valt onder de vampiers.
Dag 133: De andere kant van het regenwoud
Zaterdag 21 juli 2012
De afgelopen dagen had ik van enkele personen gehoord dat de Canopy Walk in het park niet bijster interessant was omdat men niet veel was tegengekomen. Toch had ik deze tour voor deze ochtend staan. Ik had nog enige hoop, omdat ik de twee uur durende tour om 7 uur had geboekt en er op het vroege tijdstip meer te zien zou zijn. Ik verzamelde met vier anderen bij het HQ, waarna we onder begeleiding van een gids over het plankenpad de jungle in liepen. Onderweg wist de gids een grote wandelende tak te spotten, die met zijn camouflage nauwelijks opviel, ondanks z'n grootte. We namen een afslag die ik al vaker was tegengekomen en bereikten iets later een hutje in een boom. Dit was het begin van een 480 meter lange wandeling tussen de boomtoppen, waarbij de route verdeeld was in 15 verschillende bruggen tussen de bomen. Het geheel was vrij vergelijkbaar met de bruggen in Taman Negara. Vanaf deze hoogte konden we een stukje van de omgeving zien, met vele bomen en het riviertje onder ons dat naar de Paku-watervallen stroomde. Enig teken van leven hebben we helaas niet gezien, ondanks dat we wel vogeltjes en insecten hoorden. We zagen in de verte een vogeltje wegvliegen en kwamen enkele insecten tegen die ik op de grond ook al vaker had gezien, maar het was niet echt iets om over naar huis te schrijven. Het enige nieuwe was dat de gids op een gegeven moment aan een tak schudde, waarna we allemaal mieren over elkaar hoorden rollen in de holte van binnen. De gids was verder nogal nutteloos tijdens de tour, aangezien we dit ook zelf hadden kunnen lopen als er geen slot op de deur van de eerste boomhut had gezeten.
Om 9 uur was ik weer terug en kon ik eindelijk ontbijten, waar ik voor de tour geen gelegenheid voor heb gekregen. Het was tijd om uit te checken, waarna ik een laatste praatje maakte met de Amerikaan die ik in Miri had ontmoet. Toch zou m'n vlucht pas om 14.40 uur vertrekken, zodat ik nog veel tijd over had. Alles in de buurt van het HQ had ik echter al gezien, dus het was lang wachten. Toch was er nog iets dat ik nog niet had afgerond. In het HQ bevond zich namelijk het Science Center, met vele speels uitziende informatieborden. Alhoewel ik in de afgelopen dagen al een paar borden had gelezen over het ontstaan van de Pinnacles, de bergen en de grotten, waren er nog enkele borden over het leven in de jungle die ik nog niet had gelezen. Ook had ik nog geen blik geworpen op de film die hier werd afgespeeld en ging over vleermuizen en het uitsterven van de vele diersoorten hier in Borneo vanwege de enorme houtkap. Ik besteedde enige tijd hier, waarna ik buiten de Engelse Dan nog tegenkwam, die vandaag ook niets te doen had. We kletsten, namen een lunch, kwamen Frits tegen die een latere, maar net zo teleurstellende Canopy Walk had gedaan en bleven langer in het restaurant zitten om te tijd te doden. Ondanks dat zij nog een dagje zullen blijven om morgen de avontuurlijke Clearwater Connection gaan doen -ergens vond ik het jammer dat ik geen tijd heb gehad om een adventure caving tour te doen, aangezien ik goede verhalen heb gehoord-, ging ik uiteindelijk naar het hele kleine vliegveld.
M'n vliegticket was van Mulu naar Kota Kinabalu, de hoofdstad van de staat Sabah, mijn volgende bestemming. Toch wilde ik een wijziging aanbrengen, wat gelukkig mogelijk was. De vlucht zal halverwege namelijk stoppen in Miri, waar ik wilde uitstappen. In plaats van met het vliegtuig naar KK te gaan, had ik besloten over land te gaan, om zodoende nog iets anders te kunnen bezoeken voor een dag. Op het piepkleine vliegveld verliep alles ontzettend snel, waardoor we nog enige tijd moesten wachten op het vertraagde aankomende vliegtuig. Rond drieën stegen we op, waarbij we konden genieten van het mooie uitzicht op de groene jungle, waar enkele bruine rivieren doorheen kronkelden. We kregen een pakje drinken en luisterden naar het welkomstwoord van de piloot, wat meteen gevolgd werd door zijn afscheidswoord, aangezien we alweer begonnen te dalen voor de landing. In Miri moest ik er even voor zorgen dat het grondpersoneel op de hoogte werd gebracht van mijn uitstappen -in de aankomsthal werd m'n naam omgeroepen omdat ik m'n transitticket niet had opgehaald-; blijkbaar was m'n bagage wel goed gelabeld, maar was er niet doorgegeven dat ik niet door zou reizen naar KK. Om 16 uur was ik alweer terug bij het vertrouwde guesthouse, waarbij de gastvrouw nieuwsgierig was naar m'n verhalen en me vertelde dat ze vervoer voor morgen had geregeld.
Ik was moe en was niet van plan meer veel te gaan doen. In plaats van activiteiten te ondernemen (waarbij ik overigens niet zou weten welke dat zouden moeten zijn), heb ik mezelf weer op de hoogte gebracht van het wereldnieuws -in Mulu was er geen internet-, kon ik m'n mail checken en had ik aardig wat reisverslagen bij te werken, aangezien ik in Mulu nauwelijks tijd daarvoor heb gehad. Anderzijds is dat laatste een goed teken, want ik heb het al die dagen in Mulu NP ontzettend naar m'n zin gehad. Het was een prachtig park en ik begrijp goed waarom het het hoogtepunt van Borneo wordt genoemd; tot nu toe kan ik niets anders doen dan daarmee in te stemmen. Maar toch heb ik nog anderhalve week in Borneo te gaan en zal ik ongetwijfeld nog meer bijzondere plekken aan gaan doen, te beginnen met morgen!
Tip van de dag: maak ruim voor vertrek naar Borneo reserveringen voor Mulu National Park, want dit is een plek die je zeker niet wilt missen!
Opvallend feitje: als je vier dagen een bandje om je arm draagt, voelt het nog enige tijd vreemd aan als je deze opeens af mag doen.
Miri
Dag 127: De snellere optie
Zondag 15 juli 2012
Helaas was me geen lange nacht gegund, aangezien m'n wekker tegen negenen al afliep. Ik moest m'n heerlijke bed verlaten -wat mij betreft het fijnste bed waarin ik tot dusver deze reis heb geslapen- om m'n spullen te pakken en te ontbijten. Ik wilde mijn vliegtuig namelijk niet missen. Ja, vandaag heb ik opnieuw een vlucht gemaakt, maar ditmaal was het een binnenlandse vlucht en zelfs een vlucht binnen dezelfde staat. Bij een vlucht van Sarawak naar Sabah zou er namelijk weer een immigratieproces aan te pas komen. De reden dat ik een vliegtuig nam, was omdat ik naar het plaatsje Miri wilde gaan en dit een stuk noordoostelijker ligt. Aangezien de wegen hier niet echt geweldig zijn, zou een busrit er pakweg 14 uur over doen, terwijl het vliegtuig je er binnen een uur kan brengen. En met de ontzettend lage tarieven van AirAsia -15 euro- was de keuze dan ook snel gemaakt. De vriendelijke gast van de receptie wilde me tegen een lager bedrag dan de taxi wel naar het vliegveld brengen, dus stond ik daar iets na tienen al om in te checken. Alles verliep opnieuw ontzettend snel, waardoor ik een uur kon wachten voordat de boardingprocedure begon. Tegen twaalven stegen we op, waarna ik uit kon kijken op de saaie zee, aangezien ik een stoel aan de linkerkant had en we precies de kustlijn volgden.
Een klein uurtje later arriveerden we alweer in Miri, waarbij ik supersnel herenigd was met m'n bagage -dat kun je van Schiphol niet zeggen- en ik in een mum van tijd in een taxi zat op weg naar m'n guesthouse in het plaatsje. Hier werd ik vriendelijk ontvangen door de gastvrouw die me maar al te graag wilde helpen met het inplannen van activiteiten en het geven van informatie over mogelijke reisroutes. Miri zelf is nou niet bepaald een interessant plaatsje, maar wel is het de meest handige plek om een trip te plannen naar Niah National Park, dat bekend staat om zijn bijzondere grotten. Direct openbaar vervoer naar dit park, zo'n uur ten zuidwesten van de stad -dus terug richting Kuching- was er niet, dus was ik weer aangewezen op een tour of een privéchauffeur, waarbij ik dubbel zou moeten betalen als ik alleen zou gaan. Toevallig genoeg kwam ik hier in het guesthouse een Frans echtpaar tegen dat ik in Kuching al eerder bij één van de boekingskantoortjes had gezien en gesproken. Zij wilden morgen graag naar het nationale park gaan en ze hadden er geen bezwaar tegen als ik met hen mee zou gaan, dus boekten we bij het guesthouse een chauffeur voor een dagtrip voor een schappelijke prijs. Dat zou betekenen dat ik dinsdag nog een volle dag in Miri heb en iets meer van het plaatsje kan zien. Het zal in ieder geval een erg rustige dag gaan worden, want daarna volgen tot het einde van de maand alleen maar drukke dagen, vooral als ik doorzet met de enkele wijzigingen die ik in m'n schema wil doorvoeren.
De rest van de dag heb ik niet bijster veel gedaan en dat was precies m'n bedoeling. Na een drukke week had ik namelijk weer wat tijd nodig om m'n reisverhalen bij te houden, m'n foto's te bekijken en meer van dat soort dingen. Dit deed ik in eerste instantie in de lobby van het guesthouse, maar toen enkele Australische kinderen onder begeleiding van twee ouderen allerlei ballonnen begonnen op te blazen en zich verder voorbereidden op de komst van een jarige, verkaste ik naar m'n kamer, waarvandaan ik iets later alsnog erg luid ‘Happy Birthday' hoorde zingen. Bij de ‘Fatimah Corner' van een food court in een winkelcentrum vlak bij het guesthouse nam ik nog wel een avondmaaltijd, voordat ik in de avond rustig verder ging met waar ik in de namiddag aan was begonnen. De enige afwisseling was dat ik nog heb zitten kletsen met iemand uit Engeland die morgen naar Mulu National Park zal vertrekken. Waarschijnlijk zie ik hem daar nog wel terug.
Tip van de dag: wil je naar Mulu National Park in het hoogseizoen, reserveer dan ruim van tevoren je plekje op zowel het vliegtuig als in het park. Ik was zo wijs dat te doen (en zal daar woensdag naartoe gaan), maar het Franse echtpaar zal dit meest bijzondere park van het land nu aan zich voorbij moeten laten gaan. Hetzelfde geldt overigens voor Pulau Sipadan, de mooiste duiklocatie van Azië, waarvoor Khalid uit Oman eerder deze maand nee werd verkocht.
Opvallend feitje: AirAsia lijkt nogal dol te zijn op het liedje ‘Give Your Heart a Break' van Demi Lovato, aangezien het vandaag de zoveelste keer was dat het nummer werd gedraaid op het moment dat het vliegtuig was geland.
Dag 128: De grote grot en de platte kop
Maandag 16 juli 2012
Tijdens m'n ontbijt klopte er iets voor achten een Chinees op de deur van het guesthouse. Het bleek de man te zijn die het Franse echtpaar en mij kwam ophalen voor een dagtrip. We zouden vandaag twee nationale parken bezoeken en de Chinees was voor de hele dag onze chauffeur; een gids zou niet nodig zijn in beide parken, omdat je zelf zonder problemen rond zou kunnen lopen. We stapten bij hem in de auto en vertrokken door de lichte regen naar onze eerste bestemming. Niah National Park lag 90 km ten zuiden van Miri en was in ongeveer een uur te bereiken, aangezien de weg van redelijk goede kwaliteit was. Onderweg kletste ik met de twee Fransen en keek ik naar buiten, waar we door veel ontboste gebieden reden, welke hadden plaatsgemaakt voor landbouw. De chauffeur vertelde ons dat een groot deel van de kuststrook er zo uitzag en dat het grootste deel van de jungle alleen nog in de binnenlanden lag. Verder vertelde hij nog het een en ander over de politieke situatie in Maleisië, de populariteit van de Chinezen in Sarawak en het gebrek aan echte carrièremogelijkheden in Borneo, aangezien je daarvoor toch echt in Kuala Lumpur zou moeten zijn.
Vlak na openingstijd bereikten we Niah National Park, waar we de eerste toeristen leken te zijn. De regen was gelukkig opgehouden, dus we konden zonder problemen beginnen aan onze trip. Nadat we ons hadden geregistreerd, moesten we met een klein bootje een rivier oversteken. Er werd hier een enkele ringgit voor gevraagd. Toch was het jammer dat men nooit de moeite heeft gedaan om een brug te bouwen, aangezien we vervolgens een uur lang over bijna alleen maar een houten brug door de jungle hebben gelopen. In het park bevinden zich de Niah Caves, één van de meest bijzondere plekken in Borneo. Om deze te bereiken, moesten we een stukje lopen over houten planken, maar soms ook gewoon over een normaal stenen pad. Beide waren op sommige plekken vervelend glad vanwege de regen en de gevallen bladeren. In het begin kwamen we niet veel meer tegen dan bomen en struiken, maar het tweede stuk liepen we langs met mos begroeide rotsen en een watertje. Bij het begin werd gewaarschuwd dat we moesten oppassen voor krokodillen, maar we zijn er geen een tegengekomen. Tussen de bomen door zagen we een enorme rots, waardoor we een idee hadden waar het pad uit zou komen. Langs het pad was een reling gevestigd, welke op sommige plekken groen was van het mos. Op een gegeven moment zagen we hierop een rode duizendpoot wandelen met z'n vele gele pootjes. Het bleek niet de enige te zijn, aangezien we er verderop nog veel meer tegenkwamen, sommigen zelfs innig met elkaar verbonden. Blijkbaar waren ze nogal dol op deze plek. Na een tijd wandelen bereikten we de zijkant van de enorme rots, welke open bleek te zijn. Alhoewel deze nis in het begin relatief klein was, werd deze al snel vele malen groter. Over rotsen liepen we door een grote ruimte die aan de zijkant open was zodat het daglicht tussen de bomen naar binnen scheen. Boven, naast en onder ons namen de donkergrijsgroene rotsen hier en daar puntige en soms ronde vormen aan. In deze grote opening bevonden zich de restanten van hele oude hutjes van de toenmalige lokale bevolking. Nu stonden alleen nog enkele houten palen overeind.
Alhoewel dit gedeelte tot de Niah Caves behoort, volgde een stukje verder de grootste attractie: de Great Cave. Deze grot werd niet voor niets zo genoemd, aangezien we meteen al overweldigd werden door het formaat van dit wonderlijke natuurverschijnsel. Een enorme ruimte doemde voor ons op, waarbij we een pad slingerend de donkere diepte in zagen lopen. Alhoewel het licht van buiten naar binnen scheen, reikte het bij lange na de andere kant van de grot niet. Het beschrijven van het formaat is nauwelijks te doen, maar de grotten in Limburg en België zijn er niets bij. Toch was de grot ten opzichte van die grotten niet zo mooi wat betreft de rotsen, maar vanwege de grootte maakte hij toch veel indruk. Het was mogelijk om individueel een rondje door de grot te lopen, aangezien er een prima te bewandelen pad was aangelegd, met af en toe trappen. We hadden allemaal een (hoofd)lamp meegenomen, zodat we ook op de donkere plekken meer zouden zien. Als enige toeristen stapten we de grot in, waarna we dieper en dieper naar binnen traden. Al snel bleken onze lampen cruciaal te zijn, aangezien het steeds donkerder werd. Op een zeker moment schrok ik me wezenloos, aangezien er iets op m'n shirt was gesprongen. Het bleek een gigantische reuzensprinkhaan te zijn met een dik lijf van zo'n 10 cm en twee antennes van zeker 30 cm, waarmee hij nieuwsgierig m'n gezicht betastte. Het beest sprong uiteindelijk weg, maar het was wel even schrikken omdat het zo onverwachts was en ik nooit had gedacht dat er zulke grote sprinkhanen bestonden. Later op de tocht hebben we er nog een paar gezien, maar deze bleven netjes op de reling of naast het pad zitten.
Het pad maakte een rondwandeling door de grot, waarbij we slechts op één punt een doodlopend punt tegenkwamen en moesten omkeren. Toch was dit stuk van pakweg 300 meter erg bijzonder, aangezien we door een brede tunnel moesten lopen waar geen enkel straaltje licht naar binnen scheen. Voor de lol deden we onze lampen even uit, waarna we in het pikkedonker stonden en hoopten dat de lampen zouden blijven werken. Aan het einde zagen we weer licht, aangezien er hier een andere uitgang was. De weg naar het licht en de bomen buiten was echter geblokkeerd door een hek, aangezien de Painted Cave daarachter gesloten bleek te zijn vanwege een kapot pad. Dit betekende dat we helaas niet de mogelijkheid hadden om de oeroude grottekeningen daar te bekijken. We keerden daarom om en liepen weer terug naar de ingang van de grot, waar we ons verhaal enthousiast vertelden aan de op dat moment aanlopende toeristen. We waren blij dat we de grot helemaal voor onszelf hebben gehad.
Na deze erg bijzondere ervaring liepen we over het plankenpad weer terug, waarbij we gefascineerd naar de jungle bleven kijken. Er vlogen enkele kleurrijke vlinders voorbij en op een blad zagen we een kikkertje zitten. Specialer was echter de reling, aangezien we hier nu nog meer insecten op zagen dan op de heenweg. Naast vele rode duizendpoten zagen we bijvoorbeeld ook een klein wandelend blad, dat nauwelijks opviel vanwege zijn perfecte camouflage. Het leek net een rood-oranje-geel blaadje, maar als je goed keek kon je oogjes en pootjes ontdekken. Minstens zo apart was een klein insectje dat op zijn rug rond leek te lopen met iets dat enigszins weg had van een schelp, maar dan in de vorm van een klauw. Zoiets had ik nog nooit eerder gezien. Nog vreemder was een zwarte worm met witte banden waarvan de kop helemaal plat was en aan beide kanten uitstak; de vorm was vergelijkbaar met die van een hamerhaai. Het bleek dat het beestje daarom dan ook de ‘hammerhead worm' werd genoemd. Bij het ontwijken van een obstakel zag je de worm z'n platte kop optillen en kantelen, om zodoende over of langs het obstakel te glijden. We zagen nog enkele voor ons nieuwe insecten, van minuscule witte pluizenbolletjes tot een zwart ovaalvormig kruipertje met oranje stekeltjes aan de rand. Ik was benieuwd wat de rest van Borneo voor me in petto zou hebben.
Terug bij de ingang van het park stond de chauffeur netjes op ons te wachten. We hadden eerder slechts een klein appeltje van hem gekregen en nu het lunchtijd was, hadden we best honger. Bij een restaurant langs de weg (met vele individuele kraampjes) namen we iets te eten, waarna we min of meer terugreden naar Miri. We zouden echter nog niet naar de stad gaan, maar eerst een bezoek brengen aan Lambir Hills National Park. We kwamen hier rond 15 uur aan, zodat we twee uur de tijd zouden hebben. Dit was niet heel veel, maar ontzettend veel bijzondere plekken zijn er ook niet in het park. Er waren wel diverse wandelroutes, maar deze waren te lang om voor ons nog te doen. Onderweg zou je door de jungle lopen en diverse watervallen tegenkomen. Eén waterval bevond zich gelukkig redelijk dichtbij, waardoor we die wel konden bezoeken. Over een op sommige plekken behoorlijk glad pad van stenen -het had geregend en er lagen bladeren- liepen we in een halfuurtje naar de waterval. Helaas zagen we onderweg niet bepaald veel, behalve uiteraard de natte jungle en een beekje. Twee keer had het relatief ondiepe beekje een klein watervalletje, maar de grotere waterval volgde pas later. Het was zeker geen waterval die records breekt, maar het gebied eromheen zag er prima uit. Er waren bankjes geplaatst om te picknicken en het was mogelijk om in het water te gaan zwemmen, behalve in het diepe gedeelte onder de waterval. Rond de picknicktafels zag ik enkele vlinders vliegen, net als enkele mieren. Het was hier grappig om te zien hoe een enkele mier continu in zijn territorium bleef rondrennen om de landende vlindertjes weg te jagen. De vlindertjes streken echter altijd weer iets verderop neer, waardoor de mier naar hen toe bleef rennen en dit alsmaar door leek te gaan. Ergens anders op een smalle rand was er een stroom van mieren, waarbij het me wel interessant leek om te zien hoe de mieren zouden reageren als je de stroom zou onderbreken. Ik legde een heel klein blaadje op de rand, waarna de eerste mieren hier tegenop botsten en je ze echt om zich heen zag kijken met de gedachte 'Hé, dit was hier daarstraks nog niet'. Sommigen durfden het aan om over het blaadje te wandelen, terwijl anderen er een weg omheen probeerden te vinden. Op een gegeven moment zag je een grotere mier ‘in gesprek' met enkele kleinere mieren, waarna ze met z'n allen rond het blaadje gingen staan om deze vast te pakken. Met enige moeite probeerden ze het blaadje naar de kant te duwen of trekken, wat uiteindelijk lukte en waardoor het blaadje viel. De mieren konden vervolgens ongestoord verderlopen op hun pad. Het was erg interessant om te zien hoe intelligent deze beestjes waren en hoe goed hun samenwerking is, terwijl wij mieren maar vaak als vervelend beschouwen.
We liepen uiteindelijk weer terug naar de auto en keerden terug naar het guesthouse in Miri. We bedankten de Chinees. De avond was na deze drukke dag erg rustig en ik deed niet veel meer dan dineren en internetten. Maar aan wat rust was ik wel toe, dus was het extra fijn dat ik de hele dorm voor me alleen had.
Tip van de dag: houd je niet van (kleine) rondkruipende beestjes of ben je bang in het donker, dan is het niet raadzaam om naar Niah National Park (of naar grotten, of Borneo!) te gaan.
Opvallend feitje: de grottekeningen in de Painted Cave schijnen met het blote oog nauwelijks te spotten te zijn. Je hebt een goede verrekijker nodig om de erg vervaagde afbeeldingen hoog in de grot te kunnen zien. Je kunt ze daarom dus best missen.
Dag 129: Het kipbuffet
Dinsdag 17 juli 2012
Vandaag was weer eens zo'n dag waarover ik niet heel veel kan zeggen. En niet zozeer omdat ik dat niet wil, maar omdat er gewoon weinig te zeggen valt. Ik zit nu een week in Borneo en het waren drukke dagen, dus een dagje rust kon ik wel weer gebruiken. En ook de komende twee weken gaat het nog erg druk worden, dus m'n krachten sparen leek me best raadzaam. Miri zelf heeft verder niets boeiends om te bezoeken, dus daar hoefde ik geen tijd voor uit te trekken. Ik had geen wekker gezet en werd daardoor pas laat wakker. Het was fijn dat er niemand anders op de kamer was, zodat ik ook door niemand gestoord kon worden. In het guesthouse nam ik een laat ontbijt, waarna ik begon aan een inhaalslag. De komende dagen heb ik ongetwijfeld geen internet en ben ik niet eens zeker van elektriciteit, dus leek dit me een goed moment om op m'n netbook naar al m'n foto's van de afgelopen week te kijken en de mooiste daarvan op m'n Facebook-pagina te plaatsen, wat ik eens in de zoveel tijd doe. Met al meer dan 400 foto's in een kleine week was dat dus wel even wat werk.
Daarnaast wilde ik een deel van m'n planning voor de komende twee weken omgooien. Aangezien ik overal al reserveringen had gemaakt en hier en daar wat wilde schuiven, kostte het wat tijd om alles via internet aan te passen. Het meest tijdrovende was echter een verzoek aan Malaysia Airlines om een vlucht ietwat aan te passen. Ondanks dat het een nogal apart verzoek was, zou het eigenlijk niet eens zoveel aanpassingen vergen. M'n oorspronkelijke planning was namelijk om van Mulu, m'n volgende bestemming waar ik morgen heen zal vliegen, door te vliegen naar Kota Kinabalu, waarbij ik een tussenstop zou maken in Miri. M'n enige vraag aan de maatschappij was nu of ik bij die tussenstop al uit zou kunnen stappen, omdat ik om een bepaalde reden via land en zee naar Kota Kinabalu wil doorreizen. Het kostte me drie telefoontjes, maar als het goed is zou het mogelijk moeten zijn. Ik zou het in Mulu alsnog moeten regelen bij het vliegveld.
En heel veel meer inhoud had mijn dag niet, behalve dat ik ook nog een stuk van m'n reisverhaal had in te halen. Maar uiteraard hadden we de lunch en het diner nog, waarbij ik tweemaal toe gebruik heb gemaakt van een buffet. Tijdens de lunch was het simpelweg een bordje met rijst aanvullen met diverse gerechten in buffetbakken, waarbij je betaalde voor wat je had opgeschept. Het diner was echter een ‘all-you-can-eat'-buffet in een kiprestaurant (en dat was niet de KFC). Voor zo'n 4,5 euro, wat een relatief hoog bedrag is hier, kon je twee uur lang een onbeperkte hoeveelheid grote stukken gegrilde en gefrituurde krokante kip krijgen. Het buffet was uitgebreider dan dit, want ook had je verschillende soorten groenten, rijst en nasi goreng, sausjes en andere eenvoudige gerechten. Voor het bedrag kon je ook onbeperkt te drinken krijgen en zelfs softijs uit een automaat halen. Als grote kipliefhebber heb ik hier in Azië sowieso al weinig te klagen (vooral in Indonesië en Maleisië waar er vanwege de islam nauwelijks varkensvlees te vinden is en daardoor meer kip), maar voor dit bedrag was dit natuurlijk een geweldig diner. Dat zou je eens in Nederland moeten proberen te vinden!
En daarmee is het me toch weer gelukt om aardig wat tekst neer te zetten voor zo'n inhoudsloze dag! Ik kijk uit naar de komende dagen, want Gunung Mulu National Park schijnt één van de hoogtepunten van Borneo te zijn!
Tip van de dag: als je lokale telefoonnummers wilt bellen en je hebt alleen je eigen Nederlandse sim-kaart, overweeg dan om een lokale sim-kaart te kopen of een plek te zoeken met internet zodat je via Skype kunt bellen. Dat is vele malen goedkoper dan met je eigen provider. Zo betaal ik bijvoorbeeld 2,25 euro per minuut naar een buitenlands nummer met mijn sim-kaart, terwijl dat via Skype niet meer dan 2 cent kost. Alhoewel dit tarief landafhankelijk is, is het alsnog goedkoper.
Opvallend feitje: bijna alle reizigers die je hier tegenkomt, doen precies hetzelfde. Bijna allemaal komen ze per vliegtuig aan vanuit Kuching, gaan ze een dagje naar de Niah Caves, vliegen ze voor enkele dagen naar Mulu en keren dan terug om via land door te reizen naar Kota Kinabalu.
Kuching
Dag 122: Kuching is niet voor de... kat
Dinsdag 10 juli 2012
Een nieuwe dag, een nieuwe plek, een nieuwe omgeving en een nieuw avontuur. En het zal heel veel avontuur gaan worden gedurende de komende drie weken. Helaas zal je daarvoor zo nu en dan wel je nachtrust gedeeltelijk moeten opofferen. Vandaag was daar een voorbeeld van, en met een ingevulde planning voor de komende paar dagen, zal dat nog niet gaan veranderen. Maar vanochtend ging de wekker in ieder geval op het meest extreme tijdstip, om 4.45 uur. Door het donker reed ik een half uur later in een taxi naar Penang International Airport, waar m'n vliegtuig om 7 uur zou vertrekken. Gezien de genoemde tijdstippen lijk ik aan de late kant te zijn, maar dat bleek ontzettend mee te vallen, aangezien alle procedures bij het vliegveld ontzettend snel verliepen en ik alsnog een tijd heb zitten wachten voordat ik het vliegtuig in kon. De vlucht van één uur en drie kwartier verliep erg vlot en zonder enige ongemakken. Tegen het einde van de vlucht vlogen we langs de kustlijn van Borneo, waarbij ik de groene omgeving van dit enorme eiland al voorbij zag komen. Borneo is het op twee na grootste eiland ter wereld en beschikt over een groot regenwoud dat al duizenden jaren oud is. Het heeft daarom ook een enorme biodiversiteit wat betreft bomen, planten, dieren en wateren. De effecten van de mens zag ik vanuit het vliegtuig echter ook al, aangezien dorpjes en vlakke plantages ook aanwezig waren. Ik las in m'n Lonely Planet dat houtkap in Borneo een enorm deel van het regenwoud helaas al heeft doen verdwijnen en men vreest dat er over enkele decennia nog maar weinig over is van het Borneo waar iedereen wel een beeld van heeft. Ook alle dieren krijgen steeds minder leefruimte, waardoor deze steeds vaker met uitsterven bedreigd raken. De aanwezige nationale parken en opvangcentra voor dieren schijnen slechts een schrale troost te zijn. Nu is de situatie (voor toeristen) in ieder geval nog niet te extreem, waardoor ik blij ben dat ik nu een bezoek kan brengen aan dit bijzondere eiland. Het grote Indonesische deel, Kalimantan, sla ik over, maar wel zal ik drie weken in de eenvoudiger te bereizen Maleise staten Sarawak en Sabah doorbrengen.
M'n vliegtuig -met slechts twee andere westerse toeristen, eenmaal raden wat hun nationaliteit was- landde op het vliegveld van Kuching, hoofdstad van Sarawak, waar ik opvallend genoeg een nieuwe stempel in m'n paspoort kreeg. Met een taxi liet ik me naar m'n guesthouse in de stad brengen, ondanks dat de chauffeur in eerste instantie niet echt wist waar hij heen moest. Het guesthouse lag in het oosten van de stad, in Chinatown. Indiërs schijnen niet echt in Borneo te zitten, maar Chinezen zijn er wel. Bij het guesthouse werd ik ontvangen door een zeer relaxte receptionist, die wel heel eenvoudig over de stad en de omgeving praatte, met in zijn zinnen veel woorden als ‘and stuff' en ‘and such thingies'. Het was wel vriendelijk bedoeld en eigenlijk best geinig. Ondanks het vroege tijdstip kon ik al inchecken, waarna ik zo goed als een volledige dag in de stad zou hebben. In totaal zal ik vijf nachten hier blijven, alvorens ik doorreis naar de volgende stad. En die periode is zeker niet te lang, aangezien er hier in de buurt genoeg te doen valt en Kuching de basis is voor vele tours door Sarawak. Ik kwam er ook achter dat ik opnieuw met m'n neus in de boter viel, aangezien aanstaande vrijdag, zaterdag en zondag het bekendste festival van Borneo -maar ook lijkt het meer internationale faam te krijgen- wordt gehouden, het Rainforest World Music Festival, in de buurt van Kuching. Aangezien me dit wel bijzonder leek om mee te maken (en het me door enkelen ook al werd aanbevolen), zou ik m'n planning voor de komende dagen op een juiste manier moeten invullen. Maar daarvoor had ik ook de hulp nodig van boekingskantoortjes en andere toeristen, aangezien ik tevens een tweedaagse tour wilde maken en deze alleen wordt aangeboden bij groepen van minstens twee personen. M'n eerste prioriteit van vandaag was daarom het zoeken naar een touroperator. Deze waren zeker aanwezig in de stad en boden verschillende tours aan. Zo kon je naar het bekendste nationale park hier in de buurt, Bako National Park, in de hoop de bijzondere neusapen te spotten. Maar ook kon je in een ander park op zoek naar de rafflessia, de enorme niet-zo-naar-rottend-vlees-stinkende bloem die slechts enige tijd in het jaar in bloei staat, maar ik in Thailand tijdens mijn vorige reis al gezien had. Een andere highlight hier is een bezoek aan een traditioneel ‘longhouse' van een lokale stam. Nu had je vlakbij Kuching een paar longhouses, maar deze schijnen erg toeristisch te zijn. Ik ging daarom op zoek naar een tweedaagse ‘Iban longhouses'-tour, waarbij de huizen in de jungle zouden liggen, een stuk verder van de stad vandaan. Het heeft een aardige tijd geduurd, maar uiteindelijk vond ik een kantoortje waar er zich voor donderdag al twee personen hadden ingeschreven, waardoor ik hier ook boekte. Het verbaasde me dat er overal zo weinig boekingen waren, terwijl ik toch genoeg toeristen zag en het nu het hoogseizoen was. Ik was in ieder geval blij, want ik zou morgen op eigen houtje naar Bako NP kunnen gaan, gevolgd door twee dagen (of één nacht) in een longhouse (meer hierover dus later) en dan nog eens een dag op het festival. Drukke dagen dus! En dan wilde ik Kuching ook nog zien, dus ook vandaag was het een volle dag!
Kuching is een opvallend fijne en relaxte stad; er zijn brede, maar niet al te drukke wegen, de bebouwing ziet er relatief ok uit, alles is min of meer op loopafstand van elkaar verwijderd en er loopt een rivier door de stad met een zeer aangename boulevard. Het oogde hier totaal anders dan in de eerder bezochte Maleise steden. Door Chinatown was ik naar het water gelopen, waarbij ik een groot standbeeld van enkele katten zag. Op meerdere plekken zag ik afbeeldingen of beeldjes van katten terugkeren. De verklaring zit hem in de naam van de stad, wat het Maleise woord is voor... juist, ‘kat'. Je kon een behoorlijk stuk langs het water lopen, waarbij er verschillende eetkraampjes op de boulevard stonden. De meesten waren echter gesloten toen ik er was. Aan de overkant van het bruine water zag ik het nieuwe icoon van de stad, een groot rond staatsgebouw, met puntige gouden daken. Ernaast lag een klein wit fort, met daar weer naast het paleis van het huidige hoofd van de stad. Het paleis had de naam van de hoofdstad van Kazachstan (kennen we die nog?), welke in witte letters op het gras stond geschreven. Via een straat met een hele rits aan Chinese juweliers (met vele gouden sieraden, maar geen klanten) liep ik naar een gebied met enkele musea, welke gratis te bezoeken waren. Het was fijn om de warmte buiten te kunnen verruilen voor de airco in de verschillende statige gebouwen.
Als eerste bezocht ik het Sarawak Museum. Op de begane grond was een groot aantal opgezette dieren te bewonderen (alhoewel er volgens mij ook neppe tussen zaten), allemaal opgesteld in rijkelijk aangeklede vitrines, gegroepeerd op soort. Er waren veel slangen, vissen, vogels, apen en eekhoorns. Twee walvisskeletten waren er ook nog, net als enkele grote krokodillenschedels. Bij één zo'n schedel lagen tevens een grote haarbal en een horloge, beide gevonden in deze krokodil. Een krantenartikel boven de vitrine vertelde over hoe een man ooit was gaan vissen, maar nooit meer was teruggekeerd. Op de bovenste verdieping kwamen de verschillende lokale bevolkingsgroepen aan bod en kon je kijken naar houten bootjes, manden, wapens en modellen van longhouses. Het zag er allemaal erg sfeervol en bijzonder uit. Voor een nieuwe tijdelijke tentoonstelling in het andere museumgebouw was ik twee dagen te vroeg, dus ik kon er niet achter komen wat voor attributen men gebruikt bij begrafenisrituelen. Het islammuseum was wel open en in verschillende hallen kon ik allerlei voorwerpen van moslims bekijken, zoals kleding, korans, wapens, geld en muziekinstrumenten, maar ook architectuur van onder andere moskeeën zien. Als laatste bezocht ik het kleine en niet heel interessante kunstmuseum, met een paar houten beeldjes, foto's van junglestammen en enkele moderne schilderwerkjes. Ik verliet het museumgebied en liep een stukje verder, waarbij ik stiekem moest lachen om twee oudere toeristen die het maar niet aandurfden om de straat over te steken, waar ik me iets daarvoor zonder problemen rond het alsmaar rijdende verkeer wist te manoeuvreren. De truc is om gewoon te lopen als er een gat is, je hand op te houden om de aankomende auto te laten remmen en desnoods stil te gaan staan tussen de twee weghelften in. Ik kwam uit bij de grote stadsmoskee, een groot en indrukwekkend gebouw, dat er van binnen -ik ben niet naar binnen gegaan, maar de deur stond wel open- helaas minder bijzonder uitzag. Rond de moskee lag een grasveld, bezaaid met allemaal stenen; het had wel iets weg van een kerkhof met grafstenen, maar dan kleiner. Ik kwam uiteindelijk weer uit bij het water, genoot in de zon van een ijsje van een kwartje, liep weer verder, schuilde in een café voor de plotselinge regen en keerde uiteindelijk terug naar m'n guesthouse. De avond bestond uit niets anders dan het zoeken van een restaurantje in de buurt, aangezien ik moe was en ik er morgen weer vroeg uit wil gaan voor een bezoek aan Bako NP.
Tip van de dag: schrik niet van de prijzen van aangeboden tours, want deze kunnen aardig in je portemonnee hakken, variërend van zo'n 25 euro voor een tour van een halve dag, tot tegen de 200 euro voor een driedaagse tour. Gelukkig kun je enigszins op eten besparen, want in Kuching kun je een avondmaaltijd krijgen voor 1,5 euro.
Opvallend feitje: in een islamitisch land kun je varkensvlees alleen in een Chinees restaurant krijgen. Gelukkig zijn er daar genoeg van. Maar dan moet het varkensvlees uiteraard niet op zijn, anders moet je alsnog uitwijken naar de eend.
Dag 123: Lange neus
Woensdag 11 juli 2012
Vandaag maakte ik voor het eerst kennis met diverse aspecten van Borneo, op zowel een leuke als minder leuke manier. Gelukkig bleef het voor lange tijd leuk, dus laten we beginnen bij het begin, toen m'n wekker in alle vroegte iets over zessen al afging. Er was me namelijk aangeraden om de eerste bus naar Bako National Park te nemen, zodat ik daar alle tijd zou hebben om rond te neuzen. Deze bus zou vanaf pakweg 7 uur vertrekken en eens per uur rijden, maar de dienstregeling staat er niet om bekend om betrouwbaar te zijn. Toen ik voor zevenen bij de bushalte was aangekomen, kon ik daarom nog een half uur wachten op de speciale rode bus die richting het park zou rijden. Enkele andere toeristen bevonden zich ook in de bus, evenals enkele lokale inwoners die ergens halverwege de route wilden worden afgezet, vaak in een relatief verlaten omgeving met één of twee bedrijfspanden. Ik was blij met de overige toeristen, want eenmaal aangekomen bij het eindpunt was het nodig om met een bootje echt naar het park te gaan. En een bootje met stuurman huren voor een retourtje was zo'n 25 euro, waardoor het delen van een boot voor vijf personen een veel rendabeler alternatief is. Gelukkig vond ik twee koppels waarmee ik een boot kon delen, waarbij de koppels ook tot het laatste moment wilden blijven, 16 uur, zodat we de laatste bus terug naar Kuching konden nemen. Het was namelijk zo dat je met de stuurman moest afspreken hoe laat hij dezelfde personen weer op zou halen; zomaar een andere boot terug nemen was niet mogelijk. Bako is een nationaal park langs de kust van Borneo, waardoor de boottocht over zee verliep, langs de rotsachtige en boomrijke kust, met hier en daar een strandje. Na een kwartiertje legden we aan bij een eenvoudige houten pier langs een klein mangrovebos, waar de wortels van de bomen in het water stonden. We zeiden de stuurman gedag en hoopten hem later op de dag opnieuw te zien. In het ondiepe water zat een groepje ‘gobies' (in het Nederlands: grondels) op het zand te zonnebaden. Met hun vinnen steunden de kleine visjes op het zand, met hun hoofd omhoog, zo'n beetje als zeehonden dat ook doen.
Via een aangelegd pad liepen we naar het hoofdkwartier, waar we ons moesten inschrijven en we een plattegrond van het park kregen, waarop alle 17 verschillende wandelroutes stonden aangegeven. De meesten waren binnen een dag af te leggen, terwijl een paar dermate lang waren, dat je onderweg zou moeten kamperen of in één van de bungalows van het park zou moeten verblijven en vroeg uit de veren zou moeten. Voor elke route stond vermeld hoe lang deze was vanaf het hoofdkwartier, variërend van 800 meter tot zo'n 15 km, en hoe lang het ongeveer zou duren om deze af te leggen. Ik koos voor een aanbevolen route van 5,8 kilometer, welke een klein rondje door het park zou maken in ongeveer 3,5 uur. Redelijk aan het begin van de route had je echter een pad van 800 meter naar een baai, welke ik er ook bij nam. Ik zei de twee koppels gedag -hier hoefden we immers niet bij elkaar te blijven, zolang we maar op dezelfde boot terug zouden nemen- en begon aan de route naar de baai, waarbij de kans groot zou zijn om dieren te spotten. Aangezien we zowat de eerste personen in het park waren, kwam ik onderweg geen andere toeristen tegen, maar wel enkele Maleisiërs die bezig waren met het aanleggen van nieuwe houten trappetjes en wandelpaden. Op diverse plekken waren deze al aangelegd, om het lopen te vereenvoudigen, of juist mogelijk te maken, aangezien er genoeg hoge rotsen of randen waren waar je niet zomaar op zou kunnen klimmen. De rest van het pad naar de kust verliep voornamelijk over zanderige junglepaden en over ontzettend veel boomwortels, die bijna overal leken te lopen. Hier en daar moest ik over enkele rotsen of omgevallen bomen stappen. Behalve de grond bleef ik ook de boomtoppen in de gaten houden, aangezien ik hoopte dat ik de neusaap zou zien. Deze bedreigde aap komt alleen voor op Borneo en dit zou waarschijnlijk de enige plek zijn waar ik ze zou kunnen zien; het park staat er bekend om. De apen zijn dan weer bekend om hun enorm lange neus, wat een erg grappig gezicht oplevert, als je er foto's van ziet. Helaas kon ik ze niet spotten voordat ik de baai had bereikt. De baai zag er een stuk mooier uit dan het stuk strand voor het hoofdkwartier, met een mooi strandje en hoge rotsen aan weerszijden. Bij de lage rotsen zag ik meer tekenen van leven, en wel in de vorm van verschillende soorten schelpdieren die waggelden over de rotsen of het zand. Toen ik dichterbij kwam, schoten ze allemaal weg in hun schelp, waarna ze even later weer tevoorschijn kwamen (en wegvluchtten) toen ik een paar stappen achteruit zette.
Binnen een uur was ik weer aan het begin van het pad en kon ik om 10.30 uur aan de langere Lintang-route beginnen. Het pad was duidelijk aangegeven met bordjes bij afslagen en onderweg kwam je ook vaak genoeg bomen tegen met een spat rode verf; elke route had zijn eigen kleurcode. Tevens stond er elke 100 meter een bordje met de afgelegde afstand, zodat je bij kon houden hoe lang je het nog zou moeten volhouden. Het pad begon enigszins zwaar, waarbij je over wortels naar boven moest klimmen. Na een kleine kilometer kwam een einde aan het pad tussen de dichtbegroeide jungle, maar niet voordat ik een zeer aparte snelweg had overgestoken. Nu heb ik wel vaker slierten van mieren gezien, die allemaal netjes achter elkaar lopen naar dezelfde bestemming, maar zoveel als ik er vandaag had gezien, had ik nog niet eerder gezien (met uitzondering van een mierenhoop). In een stroom met een breedte van zeker 10 cm zag het van de ene kant van het junglepad naar de andere kant zwart van de mieren. Ze kwamen uit een of andere holte aan de ene kant en liepen allemaal achter elkaar naar een boom aan de andere kant, waar ze in verdwenen. De stroom was zeker 4 meter lang en leek bijna onophoudelijk. Het was een erg fascinerend gezicht. De jungle veranderde hierna meer in een open gebied, met veel meer zand dan bomen. Ja, er waren nog steeds vele bomen, maar je kon nu zonder problemen de lucht zien en iets meer van de omgeving bekijken. Het nadeel hiervan was dan weer wel dat je minder schaduw had, iets dat met de felle zon helaas niet altijd een pretje was. Gelukkig waren er ook wolken -meer dan gisteren-, waardoor de zon ook enkele keren voor enige tijd verdween. Het zandpad was zo nu en dan vochtig en op enkele plekken waren plasjes water waar je liever omheen wilde lopen. De zandomgeving werd diverse keren afgewisseld door rotsplateaus, waarbij de donkere rotsen over het landschap golfden. Kleine watertjes en stroompjes waren hierbij ook aanwezig. De vegetatie hier was anders dan in de jungle, met kleinere struiken, maar ook een paar plantjes met kelkjes. Helaas heb ik niet de grote kelkplanten kunnen spotten. Meer dieren kwam ik ook niet echt tegen, behalve soms een vogeltje of de zoemende insecten. Alhoewel de vlaktes soms werden afgewisseld door de jungle, waren de laatste 2,5 kilometer volledig door de jungle, waarbij het lopen weer werd bemoeilijkt vanwege de vele wortels. Qua dieren zag ik nu alleen soms een eekhoorntje of een klein hagedisje wegschieten. De neusapen leken een lange neus te trekken naar de toeristen en lieten zich niet zien. Ontzettend veel toeristen waren er overigens niet; d.w.z. er waren zeker wel toeristen, maar een enorm aantal ben ik niet tegengekomen. Of ze zaten natuurlijk allemaal achter me op het pad, maar ik denk dat dat ook wel meeviel. Het laatste stuk in de jungle was redelijk vermoeiend, mede omdat ik er al een aardig stuk op had zitten, maar ook omdat er veel smalle trappetjes waren tussen de rotsen en over steile hellingen. Een klein zijpaadje naar de kust (met een goede kans om apen te zien) liet ik links liggen, aangezien ik anders door een ontzettend modderig mangrovebos zou moeten waden. Na tweeën kwam ik vermoeid aan bij het hoofdkwartier, waar ik lange tijd heerlijk heb uitgerust en genoten van vers fruit en water. Ik had tot 16 uur, aangezien de boot ons dan zou komen ophalen vanaf het strand (in plaats van de pier, vanwege het laagwater).
Tegen half vier begon het lichtjes te regenen en ik hoopte dat de bui snel over zou trekken. Helaas maakte het regenwoud zijn naam dubbel en dwars waar en begon het echter steeds harder te regenen. Het was op dit moment dat ik eindelijk enkele neusapen in de bomen zag bewegen. Ze zaten gewoon vlakbij het hoofdkwartier, maar wilden nu blijkbaar ook een beter plekje opzoeken. De apen waren niet enorm groot, maar bij een enkele was de neus dat wel! Ik was blij dat ik ze alsnog gezien had. Helaas was het tijd om te vertrekken. Door de stromende regen liepen we met z'n vijven over het strand naar het bootje, dat netjes op ons lag te wachten. Om deze te bereiken moesten we wel onze schoenen uittrekken, aangezien we een stukje door het water moesten waden. Achteraf bleek dat we onze schoenen net zo goed aan hadden kunnen houden, want ze werden toch wel nat. In de boot, met slechts een klein afdakje, zijn we in het kwartiertje terug naar de bushalte volledig doorweekt geraakt. De wind liet de harde regen helemaal naar binnen waaien en ook de zee, die nu iets onstuimiger was dan op de heenweg, hielp niet mee om ons droog te houden. De stuurman kon nog maar net zien waar hij heen voer. Het vasteland, dat we op de heenweg nog vol pracht bewonderden, was nu verscholen tussen donkere wolken. Waren we enkele uren terug nog nat van het zweet, nu kwamen we drijf- en drijfnat aan bij het beginpunt, waar de bus gelukkig al op ons stond te wachten. Ook andere toeristen hadden het niet altijd even goed getroffen. Om 16.30 uur vertrok de bus vol natte toeristen aan z'n rit naar Kuching, waarbij deze vaak door enorme plassen regenwater reed. Het bleef non-stop regenen. In de bus hing een gedompte sfeer; niemand werd echt veel droger tijdens de rit. Gelukkig kon ik vlakbij m'n guesthouse uitstappen, waardoor ik niet nog eens lang door de regen hoefde te lopen en mezelf snel kon afdrogen en voorzien van droge kleding. M'n natte kleding hing ik aan m'n bed, alhoewel ik niet de indruk had dat deze snel zou drogen. Ook 's avonds bleef het regenen, maar met een paraplu van het guesthouse kon ik redelijk droog de Chinees in de buurt bereiken, waar ik na lange tijd weer eens kon genieten van varkensvlees. Dat had ik wel verdiend na zo'n dag! Al met al was vandaag een bijzondere introductie tot Borneo en ik ben benieuwd wat m'n tweedaagse longhouse-trip van morgenochtend zal gaan brengen!
Tip van de dag: neem voldoende water en eten mee tijdens trektochten door Bako NP, aangezien je onderweg op de routes helaas nergens de gelegenheid krijgt om bij te tanken.
Opvallend feitje: de Maleise bevolking noemt de neusaap de ‘orang belanda', wat ‘Nederlander' betekent. Dit hebben we te danken aan onze voorvaders van het VOC-tijdperk, die schijnbaar nogal grote neuzen hadden.
Dag 124: Lang huis
Donderdag 12 juli 2012
Na een fijne nacht en een ontbijtje van noedelsoep -dat was weer eens iets anders dan toast- kwam er iets over achten een auto voor het guesthouse rijden en stapte een chauffeur uit. Hij bleek Joe te heten en was voor de komende twee dagen m'n chauffeur en gids. Ik stapte de auto in en verwachtte hier een Hongaars koppel te zien, maar in plaats daarvan zat daar een Arabische man van gemiddelde leeftijd. Het bleek Khalid uit Oman te zijn, een land waarvan ik nog nooit eerder een inwoner van heb ontmoet, laat staan een toerist van heb gezien. Het bleek dat het koppel in een andere auto met een andere gids zat en we daarmee de enige toeristen waren. Het zou daarom een behoorlijke privé-tour worden, waar ik zeker niet over kon klagen. Joe gaf ons een mooi geplastificeerd en persoonlijk programma, waarop we werden welkom geheten en konden lezen wat ons te wachten zou staan. Het klonk erg goed. We gingen op pad en gedurende de rit kletste ik diverse malen met Khalid over zijn lange reis door Azië en zijn bezochte plekken in Borneo -dit was alweer zijn derde trip-. Ook leerde ik een hoop over Oman, iets dat best interessant was omdat je hier als westerling erg weinig over hoort. Hij vertelde onder andere dat mensen in Oman ontzettend gastvrij waren en lachte om wat men hier als ‘gastvrij' beschouwde. Als je in Oman over straat loopt, zal je namelijk gegarandeerd door mensen worden aangesproken en worden uitgenodigd om bij hen te blijven eten, waarna je er zou kunnen blijven slapen. Het waren interessante gesprekken tijdens de lange autorit die we hadden.
Tijdens de rit stonden echter ook enkele bezoekjes gepland, welke de rit op een fijne manier onderbraken. De eerste pauze van een klein uur was bij het Semengoh Wildlife Rehabilitation Center, een plek die ik eigenlijk niet had willen bezoeken om een latere bestemming in Borneo speciaal te houden. Maar toch mocht ik niet klagen, want ik zou er niet helemaal zeker van zijn of ik later in Sepilok wel oog in oog zou komen staan met Borneo's bekendste bosapen, de orang-oetans. Er was hier een groot stuk jungle waar een groep orang-oetans onder bescherming kon leven. Uiteindelijk was het dus geen totale vrijheid, maar het kwam wel heel dicht in de buurt en is in sommige opzichten beter dan het overleven in de resterende jungle in het binnenland, waar ze hun dagen niet zeker zijn. Elke dag werden de apen op twee tijdstippen gevoerd; d.w.z. er was een speciaal platform waar op zekere tijden voedsel neergelegd. Uiteraard waren wij precies rond voedertijd aanwezig in het park en hoopten we dat de orang-oetans zich zouden laten zien. Samen met een behoorlijk aantal andere toeristen (waaronder een groep Nederlanders van een reisorganisatie) keken we toe hoe enkele orang-oetans de verleiding niet konden weerstaan. We hadden het geluk de flinke mannetjesaap te zien, Ritchie genaamd, en vader van enkele kinderen. Rustig zat hij op een platform te eten, waarna hij de bomen inklom en uit het zicht verdween. Op dat moment kwam een kleinere en slankere orang-oetan aan enkele gespannen touwen sierlijk naar het platform geslingerd. Na zijn maaltijd vertoonde hij nog meer acrobatische kunstjes in de boomtoppen, alvorens er ook vandoor te gaan. Na een kleine wandeling door de jungle kwamen we bij een ander platform, maar hier zagen we slechts heel kort een aap in de verte door de bomen slingeren. Het was in ieder geval erg bijzonder om deze mooie oranje-bruine apen hier in de jungle te zien en het leek erop alsof ze hier een prima leventje leidden. Verder wandelen door het park was niet mogelijk, aangezien de paden vanwege renovatie waren afgesloten. We gingen terug naar de auto en vervolgden onze tocht.
Onze volgende stop was bij de markt van Serian. Deze ruime en overdekte markt was de plek voor Joe om voedsel in te slaan voor het diner en ontbijt. Khalid en ik kregen de gelegenheid om gewoon even rond te kijken en zagen kraampjes met uniek gevormde vruchten, verschillende groenten, stukken vlees, afgehakte kippenpootjes en rieten handtassen, waarbij de vrouwtjes achter de kraampjes creatief aan het werk waren om hun collectie uit te breiden. Voor nog geen euro kocht ik hier behoorlijk wat apart verpakte chocolaatjes, zodat ik deze aan de kinderen in het longhouse zou kunnen uitdelen. Er zouden ongeveer 100 personen in het longhouse wonen, dus ik verwachtte ook een hoop kinderen. Met de auto reden we weer een stukje verder, waar Joe ons afzette bij een klein winkeltje waar we de mogelijkheid hadden om een geschenk te kopen voor de leider van het longhouse. Dit zou namelijk een mooi gebaar zijn voor de gastvrijheid. Hierbij zou een grootverpakking van iets met meerdere kleinere uitdeelverpakkingen ideaal zijn, zodat de leider dit zou kunnen verdelen onder de aanwezige families. Uiteraard was dit winkeltje helemaal voorbereid op alle toeristen die hier onderweg stopten en hadden ze op de planken vele grootverpakkingen van koffie, noedels, lolly's en koekjes liggen, allemaal aangeboden tegen toeristenprijzen van enkele euro's. Dat was voor onze begrippen natuurlijk nog goedkoop, maar voor hier was dat best prijzig. Op een ietwat verborgen plank elders in de winkel vond ik een goedkoper alternatief voor de koekjes, want ik wilde toch wel iets extra's meenemen voor de leider. Maar toch was ik blij dat de namaak-M&M's op de markt had gekocht (en Khalid met z'n gebakken kwalletjes op stokjes), zodat ik tenminste met iets originelers aan zou komen dan met het gelimiteerde aanbod van producten waar elke toerist mee aankomt, vooral nu die hier elke dag komen vanwege het hoogseizoen. Naast het winkeltje bevond zich het restaurant waar we een lunch van noedels, rijst, vis en groente kregen. Alle andere toeristen om ons heen kregen exact hetzelfde, dus dat was voor het restaurant wel erg makkelijk om te bereiden. Morgen zullen we hier op de terugweg opnieuw lunchen, dus ik kon wel raden wat dat zou worden. Gelukkig was alles prima te eten, dus heel erg zou dat niet zijn.
We reden verder door een groen landschap richting het plaatsje Sri Aman. Ondertussen leerden we van Joe een begroeting voor de mensen in het longhouse, aangezien zij hun eigen dialect spraken. Verder vertelde hij het een en ander over de bewoners en hun eenvoudige manier van leven, dat in de loop der jaren uiteraard wel iets moderner was geworden. Toch woonden de personen die we zouden bezoeken nog in een traditioneel houten longhouse, terwijl er ook al modernere longhouses bestaan van nieuwere bouwmaterialen. Deze moderne varianten zagen we op een gegeven moment voorbij komen en hadden totaal geen authentieke sfeer meer, aangezien het gewoon lange motels leken te zijn. Onze volgende stop was tevens onze laatste, aangezien we de Lemanak hadden bereikt, de rivier waaraan ons longhouse lag. Om het huis te bereiken, moesten we echter nog wel een boottocht maken van zo'n drie kwartier. Een houten longboat lag al voor ons klaar, waarvoor we eerst een ontzettend modderige en daardoor glibberige helling af moesten voordat we konden instappen. Met z'n drieën namen we plaats in de boot, waarna er voor mij nog een moeder en haar vijf jaar oude dochter instapten. Een mannetje achterin bestuurde de boot en wist ons veilig door het bruine water te loodsen, om alle uitstekende rotsen heen, dieper de jungle in. Om ons heen zagen we alleen maar dichtbegroeide jungle. Het meisje draaide zich om en liet een glimlach zien; ze vond het uiteindelijk grappig om handgebaren te maken en handjeklap met me te spelen. Het werd daardoor een grappig boottochtje.
Tegen vijven bereikten we dan eindelijk het longhouse. Na een volgend pad van gladde modder kwamen we op een normaal stenen pad terecht dat naar het longhouse liep. Een vrouw was met een lepel en een deksel al naar buiten gekomen, om ons trommelend welkom te heten. Het houten longhouse was op palen gebouwd, aangezien het terrein hier niet vlak was. Alhoewel het stenen pad via een trap naar het huis liep, namen wij nu een speciale kleinere ingang, waarvoor we over een tot trap uitgehakte boomstam naar boven moesten klimmen. We kwamen uit op de veranda, waar we werden ontvangen door de leider die ons meteen een glaasje rijstwijn aanbood. We zagen meteen goed de afmeting van het longhouse en begrepen waar de naam vandaan kwam. Alhoewel de veranda, welke overigens deel uitmaakte van het longhouse en ook onder het dak lag, slechts enkele meters breed was (zo'n 5 meter), was deze wel ontzettend lang. Aan de ene kant waren allemaal openingen naar buiten, waar het stenen pad opnieuw lag. Aan de andere kant bevonden zich allemaal ramen en deuren, welke leidden naar de ‘huizen'. Je moest het inderdaad een beetje als een motel zien: iedereen leeft hier onder hetzelfde dak, deelt dezelfde veranda, maar heeft wel zijn eigen huis. Toch bestond elk huis slechts uit één (ruime) kamer en had het een kleinere zolder voor rommel. De kamer werd gebruikt door een familie om te wonen, koken, eten en slapen. Gedeelde (westerse) toiletten en erg eenvoudige douches bevonden zich in een hok buiten. De veranda was leuk versierd met handgemaakte slingers, terwijl aan de wanden diverse posters en ansichtkaarten hingen. Grappig genoeg hing er ook een slinger van ‘Hup Holland Hup' en een poster van onze ex-bondscoach. Volwassen familieleden, gekleed in eenvoudige kleding -oma had voor de gelegenheid een stuk stof om haar eerder ontblote bovenlijf geslagen-, zaten in groepjes met elkaar te kletsen, aangezien het werk van de dag er op zat. We kregen vrije tijd om rond te kijken en ik gaf m'n chocolaatjes aan de aanwezige kinderen, slechts een stuk of tien, die er erg blij mee leken te zijn. Ze nodigden me uit om aan het andere eind van het longhouse, pakweg een dozijn huizen verder, in de hoek mee te doen met een zeer eenvoudig potje voetbal. De kinderen waren nog erg jong, dus dit was ook voor mij niet heel moeilijk. Erg vermakelijk en vermoeiend was het wel!
Ik kreeg nog de gelegenheid om rond te kijken bij het longhouse en zag nog een paar andere kleine gebouwtjes, welke beduidend minder mooi waren. Het terrein om het huis was tevens rommelig en had zeker niet de bijzondere sfeer die ik destijds bij de hilltribes in het noorden van Thailand had. Op de veranda keek ik naar houten handwerk, waarna ik kennismaakte met de overige toeristen die via andere reisorganisaties deze trip hadden geboekt. Er waren het Hongaarse koppel, twee Franse vrienden en een gezellig Nederlands echtpaar, die hier met Fox zaten; hun groepsleden wilden echter meer luxe en hadden besloten in een resort in de buurt te blijven. In de avond kregen we bij onze eigen gids een avondmaaltijd in het huis van een aan ons aangewezen familie. Joe had gekookt voor ons en de familieleden en zo zaten we met z'n allen op de vloer te genieten van een heerlijke maaltijd met rijst, groente, kip en een gegrilde vis. Nadat iedereen was uitgegeten, namen we met z'n allen plaats op de veranda; het avondprogramma ging van start. Buiten was het al donker geworden en de generator was aangezet om ons binnen van licht te kunnen voorzien. Na een welkomstwoord door de leider en de diverse gidsen kregen we de gelegenheid om onze gekochte geschenken te overhandigen aan de leider. Hij zou alles op een later moment verdelen onder de aanwezige families. Iedereen kreeg rijstwijn of rijstwhiskey aangeboden, waarvan het eerste een stuk beter te drinken was. Enkele leden van de ‘Orang Ulu-stam' (de mensen in dit longhouse), gekleed in bijzondere kostuums, lieten vervolgens een traditionele dans aan ons zien. Eerst danste een man op een rustige en unieke wijze rond, waarbij hij onder meer een speer en een schild gebruikte. Hierna liet een vrouw haar bewegingen zien, waarbij ze haar armen en handen sierlijk ronddraaide. Dit werd door twee anderen nog eens herhaald. Het zat er vervolgens dik in, ook wij moesten meedoen, waardoor we iets later met z'n allen in een cirkel de dans moesten herhalen, allemaal met een hoofdtooi op. In plaats van dat wij de stamleden filmden, werden wij nu gefilmd door hun telefoons. Enkele personen moesten het daarna nog individueel demonstreren, maar ik werd daarbij gelukkig niet uitgekozen. Het vermakelijke avondprogramma kwam hiermee ten einde, maar dit betekende niet dat we al naar bed hoefden te gaan. Op de veranda bleven we nog enige tijd met elkaar kletsen, waarbij we onder andere meer leerden over de stamleden (waaronder hun tattoos). Heel laat maakten we het echter niet, omdat de generator om 22.30 uur uit zou gaan. Buiten was het begonnen met regenen, wat het tripje naar het toilet voor het slapengaan er iets minder prettig op maakte. Daarnaast hoopte iedereen er 's nachts niet uit te hoeven. Verspreid over de hele veranda waren matrassen voor ons neergelegd, afgeschermd met een muskietennet. Alhoewel de matrassen prima lagen, vond ik m'n kussen veel te hoog, waardoor ik deze al snel naast me neerlegde en kleding onder m'n matras propte om het stuk bij m'n hoofd te verhogen. Terwijl het steeds harder begon te regenen en dit voor een steeds luider lawaai zorgde op de veranda, probeerde ik te gaan slapen na deze leuke maar vermoeiende dag.
Tip van de dag: als je camera in een vochtige tas zit, maak deze dan van zowel binnen als buiten heel goed droog, anders kun je het wel vergeten om duidelijke foto's van orang-oetans te maken.
Opvallend feitje: 100 jaar geleden kon je maar beter ver uit de buurt blijven van de Orang Ulu, aangezien het toen nog koppensnellers waren!
Dag 125: Gepeperde hanen
Vrijdag 13 juli 2012
Al in de vroege morgen gingen aan alle kanten rond het longhouse allerlei wekkers af. De ene haan was nog niet opgehouden met kakelen of de andere begon al met zijn luide ochtendritueel. Het zou echter nog anderhalf uur duren voordat we om 8 uur een ontbijt zouden krijgen, waardoor we nog enige tijd konden blijven liggen. Om ons heen stonden de bewoners van de huizen al op, om kinderen naar school te brengen of om naar het werk te gaan. We kregen de mogelijkheid om te douchen onder een klein koud straaltje water; sommige bewoners kozen echter liever voor de rivier. Elke gids had opnieuw alleen voor zijn eigen toeristen en de bewoners van het aangewezen huis een ontbijt klaargemaakt. Het was een verrassend goed ontbijt met thee en koffie, brood, eieren, worstjes, bonen, ananas en banaan, en plakjes cake waar de aanwezige mieren ook dol op leken te zijn.
Na het ontbijt stonden er nog een paar korte activiteiten op het programma alvorens we zouden terugkeren. Na enige tijd wachten konden we eindelijk van start gaan. Als eerste werden er twee hanen opgetrommeld, welke werden vastgegrepen en tegenover elkaar werden gezet. De hanen waren getraind om met elkaar te vechten en keken elkaar kwaad aan; hun nekveren stonden als een kraag overeind. Toen ze werden losgelaten, draaiden ze om elkaar heen en probeerden ze elkaar aan te vallen. Ze doken op elkaar af, sprongen over elkaar heen en haalden naar elkaar uit met hun veren en snavels. Ze werden verder opgejut door hun twee eigenaren. Het was eigenlijk een zeer treurig gezicht, wat nog triester werd toen verteld werd dat het er tijdens festivals minder vriendelijk aan toe gaat dan bij deze demonstratie. De hanen krijgen dan mesjes onder hun poten gebonden en het gaat dan om een strijd tussen leven en dood. Elke dierenliefhebber zou hier natuurlijk fel tegen zijn, maar hier werd het helaas normaal gevonden. Officieel was het verboden, maar als je een vergunning bij de politie zou kopen, zou het voor een uur of twee wel mogen. De gids beschouwde dat niet als omkoping. Gokken op de winnaar bleef illegaal, alhoewel dat toch gedaan werd. Dat de lokale mensen hier puur aan hun eigen belang denken en totaal geen omkijken hebben aan de natuur en de dieren in de jungle, bleek hierna nog tweemaal. Er werd ons, net als in Taman Negara, een demonstratie gegeven van een blaaspijp, waarbij we dit zelf ook een paar keer mochten proberen op een doel. Het ging mij deze keer beter af dan de vorige keer, waarbij ik het doel min of meer in de roos wist te raken. De lokale bevolking gebruikt de blaaspijp tegenwoordig niet vaak meer, omdat ze de mogelijkheid hebben om op de markt eten te kopen. Toch hebben ze daar niet altijd zin in (omdat deze ver weg en duur is), waardoor ze simpelweg de jungle intrekken en apen proberen te schieten. Dit is echter verboden in de wet en er staat een hoge geldboete en gevangenisstraf op. Maar ja, niemand zal dat controleren in de jungle, dus kunnen ze de apen best neerschieten. Dat de apen bedreigd zijn en tot een uitstervend ras behoren, interesseert hen niets; zolang zij maar kunnen eten. Ook het verdienen van geld is belangrijker dan het behouden van de jungle, aangezien stukken jungle rond het longhouse waren afgebrand om het gebied om te vormen tot een peperplantage. Er waren allemaal peperplantjes geplaatst, waarbij sommige nog klein waren, maar andere al groter waren. Zodoende konden ze elke paar dagen weer nieuwe peper van de plantjes oogsten en laten drogen, om vervolgens te verkopen. We liepen over de plantage heen, bekeken enkele bolletjes peper, zagen grote slakken en liepen nog een klein stukje tussen de nog aanwezige bomen, alvorens terug te komen bij het longhouse.
Het was tijd om het longhouse te verlaten. We pakten onze spullen, ik gaf mijn resterende chocolaatjes aan de aanwezige kinderen en volwassenen -die er ook erg blij mee waren; zelfs oma en opa glunderden-, we zeiden de andere toeristen gedag en gingen door de glibberige modder naar de boot. In dezelfde bezetting als gisteren voeren we door het lage water stroomafwaarts, waardoor we de parkeerplaats met de auto binnen een halfuur bereikten. Opnieuw was de ontzettend modderige helling hier geen pretje, maar gelukkig konden we onze voeten afspoelen voordat we in de auto stapten. Gids Joe nam weer plaats achter het stuur en we begonnen aan een lange rit terug naar Kuching. We stopten bij exact hetzelfde restaurant om een nagenoeg identieke lunch te krijgen als gisteren, waarna we bij een peperplantage nog meer peperplantjes te zien kregen. Ook werd hierbij gedemonstreerd hoe peper gesplitst werd van vuil en werd ons uitgelegd wat het verschil was tussen witte en zwarte peper. Beide komen ze van dezelfde groene bolletjes, maar witte peper wordt gepeld voordat deze gedroogd wordt. De rit in de middag was lang, saai en vermoeiend en af en toe kletste ik nog wat met Khalid om meer te leren over Oman en andere Arabische landen. Tegen een uur of vier was ik terug bij m'n guesthouse in Kuching, waar m'n bed er nog steeds zo bij lag als ik deze had achtergelaten. Na vele lange dagen en korte nachten voelde ik me moe, heel erg moe. Na een fatsoenlijke douche en een snelle avondmaaltijd ben ik daarom ontzettend vroeg naar bed gegaan, in de hoop morgen weer iets meer energie te hebben.
Tip van de dag: neem voldoende nachtrust, want anders komt er dag waarop je je moe en zwak voelt en totaal geen puf hebt om ook maar iets te ondernemen.
Opvallend feitje: de mensen in het longhouse houden ook honden als huisdieren.
Dag 126: Het ritme van de jungle
Zaterdag 14 juli 2012
Hoe moe ik was na een drukke week, bleek wel uit het feit dat ik pas om 10.30 uur m'n bed uit kwam, terwijl ik om 21 uur al naar bed was gegaan. Ik stond in alle rust op en merkte dat ik weer meer energie had dan gisteren. Dat betekende dat ik m'n geplande activiteit kon doorzetten. Alhoewel het oorspronkelijk niet m'n bedoeling was om de Sarawak Cultural Village te bezoeken, heb ik dat uiteindelijk toch gedaan. Maar niet zozeer om naar alle verschillende longhouses te kijken die hier waren nagebouwd, zoals het vergelijkbare park bij Jakarta. De reden was dat zich hier het jaarlijkse zeer populaire driedaagse Rainforest World Music Festival plaatsvond, welke gisteren was begonnen. Nu ik hier toch aanwezig was, zou het zonde zijn om dit bijzondere evenement te missen. Het park lag niet in Kuching, maar daar zo'n drie kwartier buiten. Gelukkig waren er voldoende voorzieningen getroffen om bezoekers naar het (betaalde) festival te kunnen brengen. Er waren speciale bussen in de stad ingezet om je naar een bepaalde plek te brengen en er waren bussen die naar het festival gingen. Ook het nemen van een minibus vanaf bepaalde hotels was mogelijk.
Rond tweeën nam ik een grote bus naar het park, waar ik al vele auto's geparkeerd zag staan. Samen met vele andere toeristen betrad ik het dorpje, waar het al een drukke bedoeling was. Dat was niet verwonderlijk, want het was zaterdag en het weer zag er goed uit. Ik hoopte dat dat zo zou blijven, want de afgelopen dagen heeft het later op de dag altijd geregend. Het park was niet ontzettend groot, dus leek het me zeker niet de moeite waard om te bezoeken, vooral als je al echte longhouses had gezien. Rond een centraal meer waren huizen in verschillende stijlen gebouwd, allemaal behorend bij een bepaalde stam in de jungle van Sarawak. Sommige huizen waren rond en stonden op hoge palen, terwijl anderen rechthoekig waren. Wel waren ze allemaal van hout en hadden ze vaak versieringen aan zowel de buiten- als binnenkant. In sommige huizen lagen verschillende gebruiksvoorwerpen. Maar vandaag draaide het dus niet hierom. Door het park heen waren veel meer tentjes gebouwd voor het festival. Op veel plekken kon je eten en drinken krijgen. Soms waren dat lokale gerechten, maar vaker was dat het standaard festivalvoedsel zoals burgers en gefrituurde kip. Het festival werd gesponsord door een biermerk; heel toepasselijk een merk dat de kleur junglegroen gebruikt op zijn blikjes en flesjes en verrassend genoeg geen lokaal merk is, maar een merk waar wij als Nederlanders trots op mogen zijn.
In de middag zouden er op diverse plekken in het park workshops plaatsvinden. Bij een zeker longhouse zaten mensen op de vloer te kijken naar enkele mannen die op een ritmische wijze muziek aan het maken waren. Het klonk erg goed en het publiek liet dat weten ook. In een ander en groter longhouse was de sfeer echter nog vele malen uitbundiger. Een groepje nationale drummers en andere muzikanten hadden zich namelijk op het podium verzameld en maakten hele vrolijke muziek. Alhoewel het publiek in eerste instantie nog bleef zitten, duurde het niet lang voordat de hele groep op z'n voeten stond om mee te dansen op het ritme van het getrommel. Het was prachtig om te zien; vanaf de zijlijn, aangezien de hele ruimte al volstond. Aan het einde van de workshop was er eventjes pauze, waarna ik voor de volgende workshop wel tussen het publiek kon gaan zitten voor een beter zicht. Een vrouw en enkele mannen uit Congo namen nu plaats op het podium, waarbij de daaropvolgende drie kwartier volledig in het teken stond van het swingen met de heupen en allerlei andere ritmische bewegingen van de Afrikaanse dans. Omdat het podium niet heel hoog was, zag het merendeel van het publiek niet goed wat er gebeurde, dus deed iedereen vaker maar waar hij of zij zelf zin in had. Desondanks werd er hier een erg vrolijk feestje gebouwd!
De workshops waren hiermee voorbij, maar dit betekende nog niet het einde van de muziek. In een ander longhouse trof ik een man aan die in zijn eentje op een gitaarachtig instrument een liedje aan het spelen was. Met minder mensen die om hem heen zaten, was de sfeer hier iets intiemer. Hij nodigde mensen uit om het instrument uit te proberen, waarbij twee personen het nummer redelijk goed wisten na te doen. Het zal me niets verbazen als deze twee al ervaring met een normale gitaar hadden. In de wachttijd die ik had tot het avondprogramma had ik tevens de tijd om de verschillende kraampjes te bekijken. Verspreid door het park bevonden zich tentjes waar je henna-tattoos kon laten zetten of speciale vitaminepilletjes kon kopen. Daarnaast had je een volledige bazaar met handwerk, waarbij er op vele tafeltjes handgemaakte sieraden, poppetjes, manden, tasjes en andere souvenirs uitgestald lagen. Alhoewel ik het in eerste instantie niet doorhad, bleek alles uit diverse landen afkomstig te zijn. Je kon je ook laten verkleden in een traditioneel kostuum van een volksstam, wat één Engelse toerist liet doen, tot groot vermaak van alle mensen om hem heen. Ik keek nog even bij een man die aan enkele belangstellenden lesgaf in het bespelen van een ukelele en bekeek een optreden dat wel heel erg weg had van het optreden dat ik in het longhouse had gekregen. Na een avondmaaltijd liep ik naar het grotere festivalterrein, waar ik wachtte tot het donker zou worden en de spectaculaire avondvullende programmering zou beginnen.
Het hoogtepunt van het festival vond elke avond plaats, op twee podia op een groot grasveld. Gedurende de avond zouden er verschillende optredens plaatsvinden. Het was het World Music Festival, dus groepen vanuit alle hoeken van de wereld waren hier bijeen gekomen om hun beste nummers te laten horen. En dan ging het niet om muziek uit de desbetreffende landen van het niveau ‘Krokobil', maar om speciale traditionele volksmuziek. Elk land of elke groep had een tijdvak van een uur, dus er zou aardig wat variatie zijn gedurende de avond. En die variatie heb ik ook zeker gekregen tussen 19.30 uur en middernacht. Na een energieke introductie door Maleise drummers en zangers, die enthousiast tussen het publiek doorliepen, trapte een zeskoppige Mongoolse volksband het spits af. De muziek die zij maakten, had ik nog nooit eerder gehoord, maar was wel ontzettend uniek en indrukwekkend. De mannen speelden op enkele instrumenten, maar de grootste troef was hun zang. Ze zongen namelijk niet op een normale manier, maar maakten geluid vanuit hun keel. Het leek op de combinatie van het lage gebrom van een Tibetaanse monnik en het geluid van een brulkikker. Dit klonk in eerste instantie ontzettend vreemd, maar was in combinatie met hun instrumenten wel geweldig. De nummers die ze zongen, gingen over Mongolië, zoals de paarden, het vee, de steppes en de overige natuur. Het volgende optreden was van een man die afkomstig was van de Reunion Islands. Ik heb veel respect voor degene die die eilanden kan aanwijzen op de kaart. De man was niet de jongste meer, maar toch wist hij het een uur lang voor elkaar te krijgen om te schudden met een soort gesloten wasbord met rijst, zand, of kleine steentjes. Dit gaf een erg unieke sound en met zijn gezang erbij wist hij een vermakelijk optreden te geven, alhoewel een uur ietwat aan de lange kant was.
Op het andere podium werd in de tussentijd alles klaargezet voor de volgende act, waarvoor aardig wat muzikanten waren opgetrommeld. Een grote multiculturele Maleise drum- en trommelband (inclusief fluit en gitaren) wist hier een weergaloos optreden te verzorgen waarbij alle remmen losgingen. De muziek die zij speelden klonk ongelooflijk energiek en was erg divers, variërend van een eigentijdse versie van een traditioneel nummer van The Corrs, tot een modern Maleis nummer. Het was duidelijk dat iedereen genoot van dit optreden, want het publiek kwam helemaal los en wist de band nog een extra nummer uit te lokken aan het eind. Hierna werden op het andere podium de sambaballen tevoorschijn gehaald, want er stond een Braziliaans optreden op het programma. De muziek was vermakelijk, maar wat mij betreft veel te eentonig. Ik kreeg de indruk een uur lang precies hetzelfde te horen. Tegen half twaalf begon het laatste optreden van een Tsjechische rockgroep, die eveneens aparte klanken wist te produceren. Toch was dit niet ieders favoriet, aangezien je langzaamaan mensen zag afdruipen. Ook ik had geen zin om tot het einde te blijven, mede omdat ik al lang genoeg had gezeten, moe was en de enorme menigte voor wilde blijven bij de bushalte.
Ik liep naar de uitgang van het park, waar er al een enorme rij stond bij de haltes voor de shuttlebussen. Ik sloot achteraan aan en heb een uur staan wachten tot ik eindelijk een bus kon nemen. Toen we wegreden zag ik de resterende festivalgangers het park verlaten; ik vroeg me af hoe lang het zou duren voordat zij eindelijk allemaal een bus terug zouden hebben. Het eerste stuk van de rit verliep ontzettend traag, omdat de bus nauwelijks vooruit kon komen door de drukte op de weg, de auto's die parkeerplaatsen verlieten en door controle van politie. We hebben zo'n drie kwartier gedaan over een stukje waar we op de heenweg slechts vijf minuten over hadden gedaan. Ik kwam daarom pas ook laat, ver na tweeën, pas weer aan in m'n guesthouse, waar ik direct naar bed ben gegaan. Het was een mooie en speciale dag en ik was blij opnieuw het geluk te hebben een festival te kunnen hebben meemaken. Maar toch was ik ook wel blij m'n bed, ondanks dat ik er weer op tijd uit zou moeten.
Tip van de dag: wil je iets goedkoper uit zijn op een al dure dag, koop dan geen Heineken, aangezien een blikje maar liefst 9 ringgit kost, 2,25 euro. Voor een flesje Coca-Cola (dus met meer inhoud) betaal je daarentegen slechts 3 ringgit.
Opvallend feitje: iedereen liep de hele dag rond met een groen polsbandje.
Georgetown
Dag 119: Plezierig Penang
Zaterdag 7 juli 2012
Ik zou vanochtend om 7 uur worden opgehaald door een minibus, dus nadat ik vroeg was opgestaan, stond ik iets voor zevenen voor de deur van het guesthouse in de kou te wachten. Een kwartier ging voorbij, maar de minibus was er nog niet. Nog een kwartier ging voorbij, maar de minibus was nog steeds niet komen opdagen. Twee personen bij het guesthouse naast de mijne stonden ook op dezelfde minibus te wachten, dus dat stelde me iets meer gerust. Drie personen vergeten zou namelijk best veel zijn. Een volgend kwartier ging voorbij, maar er verscheen nog steeds niet. Vijf minuten later kwam er uiteindelijk toch nog een minibus aanrijden. De geplande chauffeur bleek met vakantie te zijn en er was iemand anders opgetrommeld om ons alsnog naar Georgetown te brengen. We haalden nog drie personen op en begonnen aan een rit van vier uur, waarbij we onderweg twee keer even hebben gestopt om onder andere een ontbijtje te halen. Het begin van de route slingerde nogal, aangezien we door de bergen heen reden. Het tweede deel was een stuk beter, aangezien we toen op een relatief vlakke tolweg reden, langs vele bergen van karst. Toen we de kust bereikten, waren we er bijna. Penang is een groot eiland in de Straat van Melaka, het water aan de westzijde van Maleisië, maar is gelukkig verbonden met het vasteland door een hele lange brug van 13 km. Aan de overzijde was het slechts nog een klein stukje rijden naar de stad Georgetown in het noordoosten. Net zoals Melaka is Georgetown een ontzettende historische en culturele stad, waarbij eveneens het oude stadscentrum beschermd is. Terwijl we naar dit centrum reden, zagen we al enkele mooie oude panden, maar ook veel Chinese gebouwen en teksten, aangezien zich hier een grote Chinese gemeenschap bevindt. We werden tot mijn vreugde afgezet in Love Lane, een bekende straat in het hart van de stad, waar zich tevens mijn guesthouse bevond. Ik checkte in, maar had nog geen toegang tot het bed in m'n dorm, aangezien het nog te vroeg was. Rondlopen was m'n enige optie.
Ik heb weer eens geluk: in Zuid-Korea dacht ik dat het festival daar echt het laatste festival zou zijn dat ik zou meemaken tijdens mijn reis, maar het bleek dat ik opnieuw ongelijk had. Van 15 juni tot 15 juli vindt hier namelijk het Georgetown Festival plaats, een groot cultureel festival met verschillende activiteiten. En met name dit weekend wordt het festival op grootse wijze gevierd met een open huis in verschillende historische gebouwen, eetkraampjes en optredens van zang en dans. Ik liep naar het festivalgebied toe, maar ontzettend veel was er nog niet aan de gang. De voornaamste activiteiten zouden namelijk pas in de avond zijn. Wel waren er al enkele eetkraampjes geplaatst, met opvallend veel Indiërs. Bij een van de kraampjes bestelde ik een chicken kebab als lunch, waarna ik heb staan kijken hoe de kok op vakkundige wijze een wel heel erg aparte versie voor me maakte. Hij was op een kookplaat eigenlijk meer een soort taartje voor me aan het maken (of een dikke hamburger), die hij vervolgens op een broodje legde, in plaats van dat er sprake was van de kebab die je in Nederland kunt kopen. Lekker was het in ieder geval. Tevens kreeg ik hier alvast een voorproefje op een optreden van tijdens de avond.
Na vandaag heb ik nog twee volledige dagen hier, dus ik wilde vandaag niet al te veel doen. Maar toch had ik nog een hele middag te besteden, dus ben ik toch alvast begonnen met het bezichtigen van de stad. Eén van de belangrijkste bezienswaardigheden van de stad bevond zich in de noordoostelijke hoek: Fort Cornwallis. Dit oude fort bestond nu uit een stenen muur, met daaromheen een erg ondiepe opgedroogde gracht. Op de muur stonden verschillende kanonnen, allemaal uiteraard naar buiten gericht. Ik liep langs de klassieke Queen Victoria Clock Tower en een modern sculptuur op de weg, maakte een rondje om de buitenmuur en vond uiteindelijk de ingang van het fort. De binnenplaats was niet heel veel meer dan een grasveld, met in het midden een klein podium. Aan de zijkant stond een standbeeld van de Engelse oprichter van het fort. Ook waren er enkele kale vertrekken waarin borden stonden met de geschiedenis van het fort. Er was verder een klein kappelletje, maar deze was van binnen helemaal leeg. Je kon de muur nog betreden, waarna je in de hoek van het fort een vuurtoren en een andere toren aantrof, maar deze niet kon beklimmen. Het pronkstuk op de muur was een groot kanon, met wederom het VOC-logo aan de bovenkant. Ik verliet het fort, liep langs een groot grasveld en keek uit over het water, waarbij ik het vasteland aan de overkant zag liggen. Aan de andere kant van het gras stonden de City Hall en de Town Hall (geen idee wat exact het verschil was), twee mooie klassieke gebouwen, waarvan er eentje een expositie herbergde van een kunstenaar, die vele bloemenpatroontjes op zijde en andere stoffen had aangebracht, geheel in batik-stijl. Door de felle zon -het was hier ontzettend warm en benauwd; totaal anders dan de Cameron Highlands- liep ik langs de witte St. George's Church en het museum, dat ik morgen zal bezoeken, terug naar het guesthouse. Hier rustte ik uit, aangezien ik in de avond nog naar de diverse optredens van het festival wilde kijken.
Tegen zessen liep ik naar de wijk waar het festival zou plaatsvinden. De kraampjes die eerder op de dag nog gesloten waren, waren nu open. Ook waren er veel meer kraampjes te bekennen. Je kon op verschillende plekken eten en drinken kopen -voornamelijk Indische hapjes-, je kon een grote Indische hennatattoo laten zetten op je arm of Chinese middeltjes kopen. Of je kon kijken naar hoe een vrouw van zand een tekening van twee vogels op de grond maakte. Naast de grote Masjid Kapitan Keling, een moskee met glimmende gouden koepels, stond een tent met allemaal stoelen. Vele vrouwen met hoofddoekjes en enkele mannen zaten hier op stoeltjes, te kijken naar een of andere presentatie met kinderen. Het was me enigszins onduidelijk en ik keek verder. Elders zaten tieners, allemaal gekleed in witte gewaden, bij een andere moskee op de grond, om te laten horen hoe goed ze konden zingen. Echt hippe muziek was het niet, aangezien ze dezelfde klanken lieten horen die ik al vaak genoeg uit de speakers van de moskeeën had horen komen. Een stuk hipper was een optreden iets verderop, waarbij een groepje jongens enthousiast hun trommelkunsten lieten horen. Het was een energiek schouwspel, waarbij er door andere jongeren tevens op gedanst werd. Na een kort intermezzo door een maffe man op een fiets werd de groep afgewisseld door een andere trommelgroep, waarna er een optreden werd verzorgd door enkele Chinese kinderen, waarbij ze acteerden en een of ander spelletje wilden spelen. Bij één van de kraampjes kocht ik iets te eten, alvorens naar de avondactiviteiten te gaan kijken. Er waren verschillende plekken waar een programma zou zijn, maar aangezien alles redelijk dicht bij elkaar lag, kon je gemakkelijk van plek wisselen. Het eerste optreden dat ik zag, was een Thais dansoptreden, waarbij een man en een vrouw in speciale kleding op traditionele wijze dansten onder begeleiding van typisch Thaise muziek die ik nog wel herkende van mijn trip daar twee jaar terug. Verschillende acts uit Sri Lanka bekeek ik in een andere straat, waarbij meiden in mooie kledij sierlijk dansten, enkele jongens in witte rinkelende kostuums rondjes dansten en (acrobatische) trucs lieten zien (onder andere met ronddraaiende bordjes) en er uiteindelijk ook werd gedanst met fakkels. Op een andere plek keek ik naar een gedeelte van een schaduwpoppenvoorstelling, hier ‘wayang gedek' genoemd (in tegenstelling tot het Indonesische ‘wayang kulit'), mede vanwege de grote Thaise invloed op het spel en de poppen. Het viel op dat enkele poppen hier volledig in kleur waren. Helaas werd er veel gepraat, waardoor ik niet veel kon volgen. Een lokale man naast me was wel enthousiast over de hoeveelheid toeristen hier. Daarnaast vond hij het mooi dat er hier in Maleisië zoveel verschillende culturen in vrede met elkaar kunnen samenleven en dat iedereen dezelfde rechten had en elkaar respecteerde. Wat er hier rondliep, was namelijk opnieuw een complete mix van culturen, alhoewel de Indiërs hier wel leken te overheersen. Tegen 21.30 uur was het avondprogramma min of meer voorbij en ik ging terug naar het guesthouse. Het was voor mij een erg lange en vermoeiende dag geweest en ik wilde naar bed. Gelukkig was het wel een mooie en speciale dag, uiteraard vanwege het festival. Ik blijf erbij dat het bezoeken van lokale festivals één van de leukste activiteiten is die je in welk land dan ook kunt beleven!
Tip van de dag: Penang schijnt de meest culinaire provincie van het land te zijn, dus geniet van het eten zolang je er bent. Bereid je echter wel voor op enkele pittige gerechten.
Opvallend feitje: het is in Maleisië overduidelijk welke (mini)bussen voor toeristen worden gebruikt, aangezien het Maleisische woord voor ‘toeristenbus' in grote letters op de zijkanten staat geschreven.
Dag 120: De stad van George
Zondag 8 juli 2012
Bij de start van de dag had ik nog twee volle dagen in Georgetown te gaan. Aangezien ik gisteren al vroeg was aangekomen en daarbij al het en ander had gezien, had ik niet echt een idee hoe ik deze twee dagen zou gaan invullen. Het was mogelijk om een ander deel van het eiland te zien, maar daar had ik eigenlijk niet zoveel zin in. Ik besloot om er daarom maar een rustig dagje van te maken, net als morgen. Na een ontbijtje in het guesthouse, dat overigens bijna altijd uit toast bestaat, liep ik Love Lane uit en sloeg ik bij de witte Church of the Assumption af naar het Penang State Museum. Over twee verdiepingen werd hier een overzicht gegeven van het eiland Penang en de verschillende culturen die hier vreedzaam samenleven. Zo waren er oude en nieuwe foto's te zien van de straten van Georgetown en waren er enkele oude korans te bewonderen. Ook werd er aandacht besteed aan de Chinezen en Indiërs, die hier in het verleden naartoe waren gekomen als handelaars. Diverse rituelen van deze bevolkingsgroepen waren uitgebeeld, waaronder die van het huwelijk.
Na het museum liep ik door het zonnetje naar Jalan Penang, waar enkele eenvoudige Chinese winkeltjes waren gevestigd; ik bevond me immers midden in Chinatown. Blijkbaar was het voor hen een vrije dag, want de meeste winkels waren gesloten. Een overdekte markt was wel open en handelaren probeerden bij hun kraampjes hun waar te verkopen. Een stuk verderop was er veel meer open, aangezien zich hier twee grote winkelcentra bevonden. Je kon er van alles krijgen wat je maar zocht, maar bijster interessant waren ze niet. Ik liep terug richting het guesthouse via Little India (waar zich gisteren het festival plaatsvond), waarbij het me opviel hoeveel verschillende geldwisselzaakjes zich hier bevonden. Schijnbaar zijn de Indiërs gek op het wisselen van geld. Ook lijken ze te houden van alles dat glimt, want juweliers ontbraken ook niet. Een andere markt, die nu gesloten leek te zijn, kwam ik ook nog tegen op m'n pad, net als een de kleine Loo Pun Hong-tempel waar buiten heel veel gebedsvlaggetjes hingen. Het resterende deel van de middag heb ik in het guesthouse zitten relaxen, wat me de gelegenheid gaf om m'n laatste foto's van het Maleisische vasteland uit te zoeken, alvorens ik overmorgen zal doorvliegen naar Borneo.
Tegen etenstijd ging ik weer naar buiten, om rustig op zoek te gaan naar een plek om te eten. Ik liep een tijdje door de wijk, waarbij m'n nieuwsgierigheid werd gewekt door muziek en stemmen dat vanaf een podium leek te komen. Voor de Kuan Yin Teng-tempel stond een podium waarop enkele Chinezen in bijzonder kostuums met een of andere voorstelling bezig waren. Waarschijnlijk waren ze aan het oefenen, want er stond nou niet bepaald veel publiek naar te kijken. Ik bleef enige tijd staan kijken, totdat ik genoeg had van alle rook van de wierook die in potten werd verbrand (en omdat ik niets kon verstaan). Langs weer een andere tempel, de Sri Mariamman, liep ik verder, waarna ik plotseling terechtkwam op een rommelmarkt. Allerlei inwoners van de stad hadden hun zolder overhoop gehaald en probeerden nu hun troep op een kleedje te verkopen. Laten we het erop houden dat de prul op de jaarlijkse Koninginnemarkt niet eens zo afgedankt is. Na een tijdje vond ik eindelijk een plek om te eten. Het mooie hier was dat je voor een extra euro (bovenop de twee euro voor het gerecht) je maaltijd kon uitbreiden naar een set inclusief drinken, soep en een bolletje ijs. Na m'n maaltijd keerde ik snel terug naar het guesthouse, want erg donkere wolken waren over komen drijven. Of het uiteindelijk is gaan regenen, weet ik niet, want de rest van de avond heb ik doorgebracht in de dorm, waarvandaan ik niet naar buiten kon kijken.
Tip van de dag: ben je één van die weinigen die nog steeds geen mobiele telefoon heeft en toch wil bellen, dan is dat geen probleem in Georgetown. Op genoeg plekken staan namelijk nog telefoons op straat.
Opvallend feitje: blijkbaar is men hier gek op doerians, want er wordt zelfs een heel festival aan gewijd voor een periode van twee maanden! Gelukkig was ik een maand te laat.
Dag 121: Het blauwe huis
Maandag 9 juli 2012
En we zijn opnieuw bij een laatste dag beland. Maar toch ook niet helemaal. Het was vandaag m'n laatste dag op het vasteland van Maleisië en morgenochtend vroeg zal ik vanaf het vliegveld hier in de buurt doorvliegen naar het eiland Borneo. Aangezien ik de komende drie weken op het Maleisische deel van Borneo zal blijven, verlaat ik Maleisië technisch gezien niet. Toch zal het er in Borneo ongetwijfeld heel anders aan toe gaan dan hier op het vasteland, met een andere omgeving, andere mensen en andere activiteiten, vandaar dat ik het toch als een apart onderdeel van m'n reis beschouw. Maar dat komt morgen pas, eerst terug naar vandaag, waarop ik onder andere al een taxi heb gereserveerd naar het vliegveld, om 5.15 uur morgenochtend. Heel veel andere dingen heb ik vandaag eigenlijk niet gedaan, op één bijzondere uitzondering na.
In de middag heb ik een bezoek gebracht aan het Cheong Fatt Tze Mansion, ook wel het Blue Mansion genoemd. Dat laatste is niet zonder reden, aangezien dit grote huis van buiten in een behoorlijke opvallende kleur blauw was geschilderd. Volgens de Lonely Planet behoort dit 114-jaar oude huis tot 1 van de 10 mooiste huizen ter wereld, waardoor je een bezoekje aan dit pand, tevens opgenomen op de Werelderfgoedlijst, niet mag missen. Zelf door het huis rondlopen is niet toegestaan; in plaats daarvan ben je verplicht op met een rondleiding mee te gaan. Maar dit deerde niets, want de rondleiding die ik kreeg bleek erg vermakelijk te zijn, met een gids die op een enthousiaste wijze van alles over het huis kon vertellen. Het huis was gebouwd door een rijke Chinese zakenman, die er tijdens zijn leven maar liefst acht vrouwen op nahield. Tijdens de bouw werd volledig rekening gehouden met Chinese gewoontes (de achterkant van het huis naar de heuvels gericht, de voorkant naar de zee) en feng shui, waardoor het huis helemaal symmetrisch was en een open binnenplaats had in het midden. Van binnen was het huis een mix van Chinese en Europese stijl en mensen die van bijzondere architectuur houden, zouden ongetwijfeld urenlang kunnen blijven kijken naar alle kleine details overal. De gids legde aan de groep uit hoe slim men was geweest over het koel houden van de kamers en de afvoer van regenwater en hoe de klapraampjes (Venetian blinds) op stiekeme wijze yin yang bevatten. Het was binnen niet toegestaan om foto's te maken, maar wel kregen we diverse kamers te zien, waarbij we mooie meubels zagen, gouden versieringen in de deuren, Chinese tekens boven de deuren en Chinese tempelversieringen op het balkon. Het was allemaal indrukwekkend om te zien en de rondleiding van een uur was daarom snel voorbij.
Toen ik weer buiten stond, hing er een donkere lucht boven de stad en begon het nogal te waaien. Ik liep snel terug naar het guesthouse, voordat de regen los zou barsten. Rond etenstijd was het gelukkig weer droog en kon ik op zoek gaan naar een plek om te eten. M'n avond was rustig en kort, aangezien de wekker al veel te vroeg af zal gaan.
En daarmee komt een einde aan het eerste deel van mijn reis door Maleisië. Als ik de afgelopen drie weken in één woord zou moeten beschrijven, dan zouden ‘mix', ‘mengelmoes', ‘variëteit' of ‘diversiteit' goede kandidaten zijn. Maleisië is een land waarbij dit op diverse manieren naar voren komt. Ten eerste heb je de verschillende culturen, welke allemaal op vredige wijze met elkaar weten samen te leven. Menig ander land zou daar een goed voorbeeld aan kunnen nemen. Die verschillende culturen zorgen op hun beurt weer voor een enorme variëteit aan gerechten, waardoor er voor iedereen wel iets valt te eten. Ten derde heeft Maleisië een rijke geschiedenis, met zowel Aziatische en Europese invloeden. Dit is vooral in de steden goed terug te zien in de architectuur; je hoeft maar een paar minuten ten lopen en je kunt al huizen en gebouwen in vele verschillende stijlen tegenkomen. En als laatste heb je natuurlijk de grote verscheidenheid in de natuur en de te bezoeken plekken. Ik heb een grote moderne stad gezien, twee culturele steden, een eeuwenoude jungle, twee prachtige tropische eilanden en een apart heuvelachtig landschap. Daar valt zeker niet over te klagen. Over het algemeen ben ik daarom dan ook erg blij dat ik, ondanks de vertraging van twee jaar, Maleisië alsnog heb kunnen zien. Ik heb me hier prima vermaakt en vind het daarom dan ook niet erg om nog eens drie weken in het land te blijven. Uiteraard ben ik erg benieuwd naar wat Maleisisch Borneo zal gaan brengen. Van een paar plekken ben ik in ieder geval al zeker dat deze erg bijzonder zullen gaan worden!
Tip van de dag: wil je op een bijzondere locatie slapen of trouwen? De Blue Mansion biedt beide mogelijkheden, alhoewel je daarvoor wel je portemonnee open zal moeten trekken.
Opvallend feitje: het blijft geinig om bekende gezichten tegen te komen; zo kwam ik vandaag iemand in de supermarkt tegen die ik twee weken terug in Taman Negara ook al had gezien.
Tanah Rata & Cameron Highlands
Dag 116: Naar de Maleisische hooglanden
Woensdag 4 juli 2012
Na een stormachtige avond (inclusief stroomstoring) was het vanochtend gelukkig weer grotendeels opgeklaard. Toch was het niet volledig windstil, waardoor er enkele kleine golven op het water aanwezig waren. En dit was wel degelijk te merken vanaf de boot waarmee ik van Pulau Perhentian terug werd gevaren naar Kuala Besut. In de boottocht van een klein half uur stuiterden we zo nu en dan op het water, wat met name voorin de boot behoorlijk merkbaar was. Mocht je misselijk zijn, dan zou ik aanraden deze boottocht tot een later moment uit te stellen. Tegen negenen was ik weer op het vasteland, waarna iedereen op de boot overspoeld werd door mensen die je een bus- of taxirit probeerden aan te smeren naar het vliegveld of elke toeristische locatie in het land. Ik had hier vlak voor vertrek naar de eilanden echter al een minibus geregeld, waardoor ik nu slechts een uur hoefde te wachten voordat deze zou vertrekken. Verrassend genoeg was ik de enige die in de minibus stapte, maar iets verderop haalden we bij een kantoortje toch nog twee andere personen op, uitgerekend twee Franse personen met wie ik in de boot van Kuala Tembeling naar Kuala Tahan in Taman Negara had gezeten. Onze eindbestemming was het plaatsje Tanah Rata in de Cameron Highlands, een gebied zo'n 200 km ten noorden van Kuala Lumpur en op zo'n vijf uur afstand van Kuala Besut, naar het zuidwesten. Onze tussenstop zou echter eerst in Gua Musang zijn, ongeveer halverwege. We hadden de hele minibus voor ons drieën, dus we hadden zeeën van ruimte. Lui lagen we in de bus, terwijl de chauffeur ons door een steeds mooier wordend landschap reed. Tot in de verte zagen we heuvels door het landschap rollen, allemaal voorzien van hoge en dikke palmbomen met grote bladeren. Zo nu en dan staken er ook grote rotsen van karst tussenuit, zoals ik in Laos ook wel vaker had gezien.
In Gua Musang stopten we om te lunchen, waarna we overstapten in een ander busje, dat zojuist mensen van de Cameron Highlands hier had gedropt. Het idee was dat de toeristen van busje zouden wisselen, waarna elk busje terug zou rijden naar de plaats van herkomst. Met een andere chauffeur vervolgden we onze tocht, waarna het landschap min of meer hetzelfde bleef, maar aan de andere kant ook totaal veranderde. Het landschap was namelijk voornamelijk bewerkt door de mens, waarbij heuvels en bergen waren afgegraven en omgevormd waren tot terrasachtige velden, waarop ontzettend veel plantages waren gebouwd. De Cameron Highlands staat bekend om z'n vele plantages, waarbij met name thee een belangrijk product is. Maar ook waren er vele plantages met aardbeien. Alle plantages waren voorzien van een soort kas, maar dan eigenlijk meer een tentachtige constructie van plastic. Het hele gebied hier stond vol met dit soort tenten, wat de omgeving niet heel aantrekkelijk maakte, in tegenstelling tot de heuvels die we eerder hadden gezien. Hoe dichter we Tanah Rata naderden, het hoofddorp van de hooglanden, hoe meer we ook zagen dat vele ‘farms' gefocust waren op toeristen, met ‘honey bee farms', ‘butterfly farms' en ‘strawberry farms' waarbij je zelf aardbeitjes kon plukken. Toch zal ik morgen meedoen aan een rondleiding langs deze farms en hopelijk niet teveel naar de winkels met waarschijnlijk veel te dure jam worden geleid. Hoe dichterbij we kwamen, hoe meer het helaas ook begon te regenen. Met bakken kwam het uit de lucht vallen en dit bleef voor lange tijd aanhouden. Ik was daarom dan ook erg blij dat de minibus uitgerekend vlakbij het guesthouse stopte waar ik naartoe wilde gaan, zodat ik redelijk droog kon inchecken.
Nadat ik m'n spullen op m'n kamer had gedropt, wilde ik iets van het dorpje zien en op zoek gaan naar een plek om te dineren. Maar voordat ik vertrok, heb ik eerst een behoorlijk lange tijd met de eigenaresse van het guesthouse staan kletsen, die vol enthousiasme de verhalen over m'n reis wilde aanhoren. En dan met name over de Filipijnen, aangezien ze daar zelf vandaan kwam. We hebben het tevens over het hele schoolsysteem in de Filipijnen, Maleisië en Nederland gehad en het verbaasde me toen ze vertelde dat scholing in de Filipijnen stukken beter geregeld is dan hier in Maleisië, waarbij leerlingen korte schooldagen hebben en voor hun examens zijn aangewezen op privéleraren en heel veel bijlessen. Ook wilde de vrouw graag naar Europa op vakantie, maar dat was op dit moment helaas veel te duur. Ze wilde wandelen in Zwitserland, Florence bezoeken en met haar zoontje naar Parijs gaan, omdat hij zo dol was op de film Ratatouille. Hopelijk krijgen ze deze kans nog eens. Met een (dichtgeklapte) paraplu liep ik uiteindelijk door het dorpje, dat niet heel erg veel voorstelde en voornamelijk op toeristen leek te zijn toegespitst. Er waren een paar minimarktjes, souvenirwinkeltjes, eetstalletjes en restaurants. Veel restaurants leken van Indische afkomst, met Indisch personeel en Indisch eten. Ik waagde me daarom dan ook maar aan dit eten, wat uiteindelijk goed beviel. Het restaurantje met een rood-wit-blauwe vlag en een oranje ‘Hup Holland Hup'-vlag dat ik op de terugweg tegenkwam, zal ik morgen of overmorgen nog maar eens wat beter bekijken. In de avond had ik totaal geen reden om me buiten te bevinden, dus heb ik in m'n kamer zitten relaxen om uit te rusten van een lange dag. Morgen wordt het opnieuw vroeg opstaan!
Tip van de dag: neem warme kleding mee naar de Cameron Highlands, want vanaf de namiddag, waarin het meestal regent, koelt het behoorlijk af. Sinds lange tijd (m.u.v. de nachtelijke Bromo-tocht) liep ik vandaag daarom dan ook weer met een jas buiten.
Opvallend feitje: net zoals de mensen zijn ook de Pringles in Azië kleiner dan in het westen.
Dag 117: Thee, bijen, vlinders, aardbeien en rozen
Donderdag 5 juli 2012
Uitslapen was vandaag niet aan de orde, aangezien ik om 8.45 uur in de lobby van het guesthouse werd verwacht. Na een ontbijtje werd ik door de vriendelijke chauffeur van een minibus keurig op tijd opgehaald, waarna m'n geboekte Countryside Tour van start ging. Er stond een hoop op het programma, maar voordat het zover was, moesten we nog enkele andere personen ophalen. Deze bevonden zich echter niet in Tanah Rata, maar in hotels langs de weg naar Brinchang, of juist in dit dorpje. Onderweg vond de chauffeur, die slechts enkele woorden Engels sprak, het prachtig om te horen dat ik al diverse woordjes Maleisisch onder de knie had. Nadat we de anderen hadden opgepikt, gingen we op weg naar onze eerste bestemming: de theeplantages van Boh, het bekendste merk van het land, waarvan ik de thee al enkele malen heb gedronken in de afgelopen twee weken. In tegenstelling tot de minder interessante omgeving die ik gisteren op het laatste stuk had gezien, kwam nu opeens de pracht van de Cameron Highlands tevoorschijn. De theeplantages zagen er namelijk prachtig uit. Vele heuvels waren volledig volgebouwd met donkergroene theestruiken, telkens met hele smalle paadjes ertussenin. We reden over de slingerende heuvels op en keken uit over een dal vol met thee. Dit was de reden waarom er naast ons nog vele andere busjes met toeristen zich hier hadden verzameld om te kijken naar dit uitzicht. We kregen de kans om uit te stappen, van de omgeving te genieten en foto's te maken. Ondanks dat het frisser was dan op andere locaties in het land, was het stukken beter dan gisterenmiddag en -avond, was de lucht behoorlijk blauw en scheen de zon fel. Elke paar weken zouden enkele mensen met machines de theeblaadjes plukken, om ze vervolgens naar de theefabriek iets verderop te brengen. Deze fabriek was onze volgende stop. In een gebouw konden we zien hoe de theeblaadjes vermalen werden door een grote machine en gedroogd werden. De rest van de procedure zagen we ook, aangezien er vandaag uiteraard gewerkt werd. Alleen het verpakken hebben we niet kunnen zien, aangezien dat ergens anders schijnt te gebeuren. Via borden kregen we meer informatie over het theeproces, het bedrijf Boh en reclame voor alle verschillende producten. Vanzelfsprekend kon je in het café, met uitkijk over de plantages, proeven van de thee en in een winkeltje alle producten kopen.
Na de thee was het tijd voor honing. Nou ja, als het aan de verkopers uit de grote winkel lag, welke was gebouwd naast een terrein vol met kasten met bijenkorven. Ik negeerde de winkel met verschillende soorten honing, bijensouvenirs en een heus bijenkorfdoolhof en liep rechtstreeks door naar de bijenkorven. Honderden bijen zoemden hier rond en krioelden over elkaar heen bij de kasten. Tussen de kasten waren enkele maffe bijenstandbeelden geplaatst (in cartoon-stijl), om het geheel iets meer sfeer te geven, alhoewel het wat mij betreft niet echt had gehoeven. De volgende te bezoeken locatie was een vlindertuin. In een afgesloten ruimte met vele bloemen en planten vlogen honderden vlinders rond. Stuk voor stuk waren ze prachtig om te zien. Er zaten hele kleine vlindertjes tussen, maar ook grote vlinders met een behoorlijke spanwijdte. De kleuren van de vlinders varieerden enorm. De vlinders vlogen rond, maar vlogen ook vaak van bloem naar bloem, of bleven stilzitten op een blad. De meeste vlinders leken helemaal niet cameraschuw te zijn, waardoor het mogelijk was om erg mooie close-upfoto's te maken van deze vliegende insecten. Meer insecten bevonden zich enkele meters verderop, allemaal in afgesloten bakken. Deze waren interessant om te zien, aangezien er een paar tussen zaten die ik nog niet eerder had gezien. Zo had je grote neushoornkevers en vliegende herten, maar ook een of andere lange duizendpoot met langere pootjes dan gebruikelijk. Enkele spinnen en schorpioenen ontbraken natuurlijk ook niet. Verder waren er een paar hagedissen, slangen en een paar enorme brulkikkers; geluid maken deden ze helaas niet.
Met de minibus reden we weer een klein stukje verder -alle toeristische attracties waren hier zo goed als naast elkaar geplaatst-, waarna we uitkwamen bij een aardbeienplantage. In een grote kas stonden in rijen allemaal aardbeienplantjes opgesteld. Aan de meesten hingen enkele aardbeitjes; sommigen waren nog groen, terwijl anderen al verkleurd waren naar het ons aller bekende rood. Ze zagen er smaakvol uit. Gelukkig speelde het winkeltje ernaast hier goed op in, want ze verkochten voor geen geld (5 ringgit, dat is 1,25 euro) een bakje aardbeien. En deze zoete, relatief grote aardbeien waren echt overheerlijk! Dat kon er best wel in na zo'n druk ochtendje! Voor iets meer kon je zelfs krijgen met slagroom of Belgische wafels, en uiteraard waren er nog meer aardbeiproducten verkrijgbaar, zoals taarten en ijs. We gingen weer verder en brachten nu een bezoekje aan een rozenkwekerij. Op een heuvel konden we door verschillende gangen lopen die vol stonden met verschillende soorten rozen in allerlei kleuren. Naast rozen waren er ook andere mooie bloemen geplant en kon je de hele heuvel beklimmen (langs meer bloemen en cactussen) om van een mooi uitzicht over de omgeving te genieten. Verder kon je nog foto's maken bij enkele onzinnige standbeelden, waaronder van Sneeuwwitje en de zeven dwergen. Bij elke plek waar we waren geweest, was wel een winkeltje met eetbare producten en toeristische souvenirs, maar voor het geval je nog steeds niets had gekocht, kreeg je hierna nog een kans op een kleine markt. We bleven hier gelukkig maar van korte duur, want heel veel bijzonders was er hier niet te zien. Als laatste op het programma stond een Chinese boeddhistische tempel, maar deze was niet dermate interessant om er veel woorden aan te besteden, behalve dat er ook karpers in de vijver rondzwommen.
Later dan gepland kwam de tour hiermee tot een eind en we werden allemaal weer afgezet waar we begonnen waren of waar we afgezet wilden worden. Het was uiteindelijk een erg vermakelijke tour, die uiteraard toeristisch was, maar niet overdreven toeristisch of opdringerig. Ik besloot om nog even rond te kijken in het centrumpje van Tanah Rata, maar dit stelde niets bijster veel voor. Alhoewel het de hele droog was gebleven, merkte je weer wel dat hoe later het werd, hoe frisser het werd en hoe meer bewolking zijn intrede deed. In de avond ben ik gaan eten bij Jasmine Cafe, de tent die ik gisteren had gespot. Het was een aparte ervaring, aangezien dit hele café-restaurant Hollands was. Op het menu stonden de gerechten ook in het Nederlands vermeld en de (Maleisische) eigenaar sprak Nederlands, aangezien hij in Assen had gewoond. Maar vooral de aankleding van de zaak was erg leuk. Overal hingen verschillende sjaaltjes van Nederlandse voetbalclubs, er waren beeldjes van windmolens, er hingen klompen, er stonden oranje tulpen op de tafels, er hing een ‘Hup Holland Hup'-vlag en vele ‘beesies' (die lange WK-wuppies van Albert Heijn) hingen aan de muur in de vorm van de tekst ‘Holland'. Het personeel droeg tevens oranje kleding. Helaas ontbraken de typische Nederlandse gerechten op de kaart (alhoewel de eigenaar wel beweerde een of andere kipfrikandel te hebben) en bleef ik gespaard van het gezang van de eigenaar, die tegenover zijn Nederlandse klanten graag ‘Het kleine café aan de haven' ten gehore laat brengen, aldus een krantenartikel aan de muur. Het eten was in ieder geval prima te eten, waarna ik terugging naar m'n kamer voor een rustig avondje. Hopelijk zit het weer morgen ook mee, aangezien ik dan wat wil gaan wandelen in de omgeving!
Tip van de dag: kijk in de vlindertuin goed uit waar je loopt, aangezien sommige vlinders ook graag op het pad willen zitten!
Opvallend feitje: speciaal voor toeristen is er in Tanah Rata een Starbucks geopend. De McDonald's en KFC ontbreken, alhoewel laatstgenoemde zich wel in Brinchang bevindt.
Dag 118: Boswandeling
Vrijdag 6 juli 2012
Vanochtend heb ik me behoorlijk verslapen, maar dat deerde me niet, aangezien dat min of meer m´n bedoeling was. Na een laat ontbijt in het guesthouse en een kletspraatje met twee medewerkers hier, ben ik rond het middaguur naar buiten gegaan. Naast alle plantages lenen de Cameron Highlands zich ook prima voor wandelingen in de omgevingen. Door de touroperators worden dit jungletrekkingen genoemd, maar wat mij betreft waren het eerder boswandelingen, aangezien het hier toch wel wat anders was dan in Taman Negara. In het gebied zijn 13 verschillende wandelroutes uitgezet, welke allemaal duidelijk op een kaart stonden aangegeven. De routes zelf schenen soms iets minder duidelijk aangegeven te zijn. Sommige wandelroutes liepen deels in elkaar over en waren te combineren. Er waren eenvoudige routes, terwijl andere routes veel pittiger waren met steile hellingen. In m´n Lonely Planet las ik een interessant stukje geschiedenis over toen al deze routes (en alle plantages) nog niet aanwezig waren. In de jaren '60 was de Amerikaan Jim Thompson hier op vakantie aan het wandelen. Het werd tevens zijn laatste wandeling, want de man is nooit teruggekeerd en het is onduidelijk wat er met hem is gebeurd. De naam van de man kwam me bekend voor, aangezien het een belangrijke man was in de Thaise zijde-industrie. Hij werd daarom ook wel de Thaise zijdekoning genoemd. En laat ik tijdens mijn vorige reis in Bangkok nou net zijn huis bezocht hebben, dat was omgebouwd tot een museum! Ik was niet van plan in zijn voetsporen te treden en hield het bij een eenvoudige wandelroute die begon aan de rand van Tanah Rata. Het begin van de route was makkelijk te vinden, aangezien er na een groen park een stroompje water was waarnaast het pad liep. De hele route liep eigenlijk min of meer langs dit watertje, maar dan van grotere hoogte, aangezien het pad hoger lag. Ik liep tussen de dichtbegroeide bomen door, over een pad dat soms van zand en steen was, maar soms ook tegels had. Halverwege kwam ik een watervalletje tegen, waar het bruine water zich een meter of twee naar beneden stortte. De oude houten brug om het water over te steken was (waarschijnlijk voor eeuwig) gesloten, maar via een nieuwere brug kon ik verder wandelen. Opnieuw liep ik door het bos, waar ik slechts soms andere toeristen tegenkwam. Dieren waren er niet, behalve dat ik ergens een hagedisje zag wegschieten en een in enkele bomen een paar kleine vogeltjes zag zitten. Heel lang was het pad niet en al snel had ik het einde bereikt. In plaats van om te keren op hetzelfde pad, ben ik via een rustige normale weg terug gelopen. Ik passeerde enkele aardbeienplantages en lege guesthouses en restaurantjes; veel toeristen lijken hier schijnbaar niet te komen en deze plek zal waarschijnlijk ook worden overgeslagen door de touroperators.
Terug in het dorpje nam ik een redelijk late lunch, waarna ik een andere route hier in de buurt opzocht. Via een weg met een school en enkele andere plantages liep ik richting het beginpunt, maar aangezien ik enkele donkere wolken aan zag komen drijven, wilde ik geen risico lopen om te verregenen, dus keerde ik om. Terug bij het guesthouse heb ik opnieuw een hele tijd staan kletsen met de eigenaresse, die zelf ook niet heel veel beters te doen had. Toen zij uiteindelijk naar huis ging, ben ik in het centrum gaan eten. Het werd opnieuw een gerecht uit India, maar desondanks opnieuw een lekker gerecht met onder andere het typische naan (brood). De avond was opnieuw behoorlijk relaxed, maar dat mocht ook wel, aangezien ik morgenochtend erg vroeg zal vertrekken naar alweer mijn laatste bestemming op het vasteland van Maleisië: Georgetown, hoofdstad van het in het westen gelegen eiland Penang (waardoor het technisch gezien eigenlijk niet het vasteland is).
Tip van de dag: zoek in Tanah Rata een guesthouse uit met warm water. Sinds Kuala Lumpur heb ik geen warme douche meer gehad en na twee weken was ik daar wel weer een keer aan toe, vooral omdat de temperatuur hier een stuk lager is.
Opvallend feitje: het is duidelijk dat de zomervakantie in Nederland is begonnen en dat vele Nederlanders Maleisië hebben uitgezocht als vakantiebestemming: ik hoor overal ontzettend veel Nederlanders om me heen.
Pulau Perhentian
Dag 111: Het kleine eiland
Vrijdag 29 juni 2012
In alle vroegte -het was tegen zevenen- stapten we vanochtend met z'n drieën de auto in, om vervolgens in zo'n drie kwartier, onder het genot van een mooie zonsopkomst, naar Kuala Besut te rijden. Dit plaatsje bevindt zich ten zuiden van Kota Bharu en ligt aan de oostkust van Maleisië. Het stelt maar nauwelijks iets voor, maar is de plek waar jaarlijks duizenden nationale en internationale toeristen op de boot stappen om naar de Perhentian-eilanden te gaan. Het gaat om twee eilanden, Pulau (‘eiland') Perhentian Kecil (‘klein') en Pulau Perhentian Besar (‘groot'), die 20 km van de kust afliggen en zich vlak naast elkaar bevinden. Samen met Pulau Tioman en Langkawi behoren de Perhentian-eilanden tot de populairste in Maleisië. Ondanks het vroege tijdstip waren er toch al aardig wat toeristen naar de pier gekomen om de eerste boten van 8 uur te pakken. Dat was ook onze intentie, maar bleek niet meer mogelijk te zijn, waardoor we een uur hebben moeten wachten op een volgende boot van ons boekingskantoortje. Ondertussen bleef de stroom van nieuwe toeristen maar komen, maar zagen we ook mensen arriveren die zojuist van de eilanden vertrokken waren. Toen het zover was, namen we plaats op een speedboot, samen met nog een dozijn andere mensen en al hun bagage. Het was tijd voor een snelle overtocht van ongeveer een half uur. De speedboten waren vele malen populairder dan de sporadisch aanwezige langzame boten, die er drie keer zo lang over zouden doen. Op volle krachten raceten we over het water. Het was lekker zonnig weer en iedereen was luchtig gekleed; het leek erop alsof iedereen zin had in een paar dagen zon, zee en strand. Er stond niet veel wind (behalve dat we wel veel wind vingen vanwege de snelheid), waardoor er weinig golven stonden en de boot redelijk vloeiend door het water gleed. Je kon de kapitein laten weten waar je van de boot af wilde gaan, waardoor we op diverse plekken bij de eilanden eventjes aanlegden bij een steiger zodat passagiers konden uitstappen. Of we bleven midden op zee ronddobberen zodat een kleinere taxiboot passagiers naar het strand kon brengen. De groene bergachtige eilanden zagen er prachtig uit, met op verschillende plekken mooie witte strandjes. Tussen de bomen zagen we bij deze strandjes diverse bungalows/chalets en kleine resorts liggen. Het ene strandje was uiteraard mooier dan het andere.
De komende twee nachten zal ik -in eerste instantie ongepland, maar achteraf gezien eigenlijk toch wel fijn- op het kleine eiland verblijven, waarna ik nog eens drie nachten op het grote eiland zal slapen. Overigens zijn beide eilanden relatief klein, waarbij er van ‘klein' en ‘groot' niet heel veel sprake is. Op Pulau Perhentian Kecil wilde ik verblijven op het populairste, mooiste en langste strand, Long Beach. Accommodatie had ik echter nog niet, maar er was me verteld dat er nog wel genoeg plekken beschikbaar zouden zijn. Toen ik was aangekomen op het strand, probeerde ik eerst een kamer te vinden bij de chalets waar het koppel ook een kamer had gereserveerd, maar het bleek hier vol te zitten. Jammer, want het leek een leuke plek inclusief restaurant, bar en duikcentrum. De twee buren, met soortgelijke faciliteiten, zaten helaas ook al vol. Ik liep daarom naar het ene uiteinde van het strand (wat overigens niet heel ver lopen was, aangezien het zo'n slechts zo'n 10 minuten is van het ene naar het andere eind van het strand), waar een ander populair ‘resort' zat en ze gelukkig nog een plek overhadden in de dorm voor zeven personen. Dit leek me goed genoeg voor twee nachten. Long Beach lag in een mooie baai met bijna maagdelijk wit zand en parelblauw water. Aan de overkant zag je, tussen de verschillende drijvende bootjes door, het grote eiland liggen. Langs het zand waren allerlei eenvoudige resorts gebouwd, bijna allemaal inclusief restaurant, maar vaak ook allemaal vergezeld van een duikvereniging. Rondom de eilanden liggen namelijk vele prachtige duikplekken, waardoor het hier een populaire plek is om een duikcursus te nemen of gewoon voor de lol te duiken. Ik was wel geïnteresseerd in dat laatste, dus keek ik ook even rond naar de verschillende verenigingen. Zoals te verwachten viel, boden ze allemaal dezelfde plekken voor dezelfde prijzen aan. Daarnaast kon je snorkeltrips ondernemen. En heel veel meer was er niet te zien en doen; het was namelijk een tropisch eiland waar iedereen naartoe kwam om te zonnen, zwemmen, eten en duiken. Toch leek het aantal toeristen redelijk mee te vallen, ondanks dat het meeste was volgeboekt. Misschien kwam dat ook omdat het een redelijk lang strand was, er geen duizenden personen kunnen verblijven en iedereen behoorlijk verspreid zat.
In de middag deed ik precies wat alle andere mensen ook deden: een (westerse) lunch nemen en een plekje opzoeken op het strand, waar ik lange tijd (met zonnebrand) in de felle zon heb gelegen en verder heb gelezen in m'n meegebrachte boek, welke ik sinds de stranden op de Filipijnen eigenlijk maar heel weinig heb opengeslagen. Uiteraard kon ik het ook niet laten om op een gegeven moment het water te betreden. Rustig liep ik het water in, wat een heel erg aangename (warme) temperatuur had. De ondergrond was van zand en liep heel geleidelijk over naar het diepe. Om me heen zag ik wit-zwarte visjes zwemmen, naast de enkele andere toeristen, bootjes en duikcursisten die zich ook in het water bevonden. Het water was heerlijk! Rond etenstijd veranderde het eiland, aangezien vele restaurants tafeltjes en stoeltjes op het strand hadden gezet en op diverse plekken de barbecues werden aangezet. Overal kon je genieten van westerse, Maleisische en Thaise maaltijden. Dat deed ik ook, terwijl ik keek hoe de lucht steeds mooier kleurde vanwege de ondergaande zon (welke ik niet kon zien aangezien mijn strand aan de oostkust lag) en het uiteindelijk donker werd en overal lampen en kaarsjes werden ontstoken. Op meer plekken klonk muziek uit de speakers. Ik maakte er een ontspannen avondje van, net zoals alle andere toeristen om me heen; zo hoort dat nou eenmaal op een tropisch eiland. Net als de verblindende lichtshow van het onweer tegen middernacht.
Tip van de dag: plan bij een lange reis een paar dagen in om gewoon heerlijk te relaxen en genieten!
Opvallend feitje: als je naar Pulau Perhentian gaat, moet je een ‘marine park fee' van 5 ringgit betalen, waarna je een ticket krijgt waarop staat dat je de eilanden voor drie dagen kunt bezoeken. Toch kun je gewoon zonder problemen langer blijven.
Dag 112: Het suikerwrak
Zaterdag 30 juni 2012
Na een lange dag gisteren stond ik vandaag op m'n gemakje op; een hele drukke planning had ik immers toch niet. Na een ontbijtje in het restaurant, met uitkijk over de hele baai, keek ik rond wat de duikschema's van de diverse verenigingen waren; een leuke duik leek me wel wat. Bijna allemaal deden ze drie duiken per dag; om 9, 12 en 15 uur. De eerste was voor mij niet meer mogelijk, maar ik was wel mooi op tijd voor de tweede. De duikvereniging waar ik gisteren met de boot was aangekomen (Panorama Divers), waar ze geen verblijf meer voor me hadden, leek de gezelligste en bood tevens een duik aan op één van de beste plekken rond de eilanden. Ik schreef me in en werd door Vizer (of hoe je het ook schrijft, de persoon die me gisteren meenam in z'n auto) aan een duikuitrusting geholpen. Nadat ik nog enige tijd had rondgehangen bij de shop en heb zitten kletsen met enkele mensen, kregen we de duikbriefing. We zouden een duik maken bij Sugar Wreck, een Afrikaans vrachtschip dat hier sinds 2000 op z'n kant op de bodem ligt. Het was geen diepe duik (pakweg 18 meter), dus we zouden genoeg tijd (en lucht) hebben om alles te zien. We stapten in onze uitrusting -sommigen hadden een wetsuit, terwijl anderen het niet eens nodig vonden in het water van maar liefst 31 graden!- en liepen naar de boot. Na zo'n 20 minuutjes varen bereikten we de duiklocatie en gingen we in twee groepen van vijf personen (inclusief instructeur) het water in. Via de lijn van een boei daalden we af, waarna we meteen aan de voorkant van het wrak waren. Vanwege stroming in het water was het zicht niet geweldig, maar goed genoeg om zowel het wrak als de vele vissen rond het wrak te zien. Omdat het wrak op z'n kant lag en niet meer in volledige staat was, was het vaak lastig om te zien waar we ons precies bevonden, maar wel was het duidelijk dat we over de bodem langs de ‘bovenkant' van het schip zwommen, om vervolgens een stukje hoger terug te zwemmen. Op het wrak was nog geen koraal gegroeid, maar zat wel vol met mos o.i.d., terwijl we rond het wrak grote groepen barracuda's zagen zwemmen. We zagen nog een grote pufferfish en hadden nog het geluk een bamboo shark half verscholen te zien zitten tussen een opening van het wrak. Twee lionfish hingen rond de bodem, waar tevens zeekomkommers en zee-egels lagen. Na drie kwartier kwamen we weer aan de oppervlakte en keerden we terug naar het eiland. Het was een vermakelijke duik en ik keek ernaar uit om nog een keer het water in te gaan later deze week, aangezien ik van anderen had gehoord dat andere plekken ook heel bijzonder waren.
Ik bleef nog een tijdje rondhangen bij de duikshop (waarbij ik zoals gebruikelijk m'n duiklogboek invulde) en nam bij het restaurant ernaast een erg late lunch, waarna ik terug bij de shop door een interessant duikboek heb gebladerd. Uiteindelijk keerde ik terug naar de bungalow, waar er bij de receptie geen sleutel van de dorm aanwezig was en ook niemand in de dorm aanwezig leek te zijn, aangezien het hangslot nog steeds gesloten aan de deur hing. Blijkbaar had iemand de enige sleutel meegenomen. Iemand van het personeel kwam vervolgens met een hamer aanzetten, maar ik zei dat het niet heel nodig was en bleef enige tijd in het restaurant hangen. Toen ook twee anderen arriveerden en zij wel graag naar binnen wilden, werd het slot toch opengebroken, alhoewel het daarna wonderbaarlijk genoeg nog prima bruikbaar was, wat we merkten toen de schuldige iets later aankwam.
Nu ik me nog op dit eiland bevond, wilde ik wel iets meer zien dan Long Beach, waardoor ik een stuk het strand af ben gelopen en op zoek ging naar het junglepad naar Coral Bay, de baai aan de westzijde van het eiland. Dit gedeelte van het eiland was erg smal, dus het was slechts zo'n 10 minuten lopen over een aangelegd pad langs tropische bomen en hoog struikgewas. Aapjes heb ik niet gezien en gehoord, maar wel kon ik een relatief kleine monitorhagedis aanschouwen. Helaas wilde deze niet stilzitten voor een goede foto. Coral Beach had ook een mooi strand, vergelijkbaar met Long Beach, alhoewel het hier ietsje kleiner was. Ook hier bevonden zich diverse chalets, restaurants en duikshops. In het water was een stenen pier gebouwd zodat iets grotere bootjes eenvoudiger konden aanmeren. Het was tegen half zeven en daarmee een uur voor zonsondergang. Helemaal aan de zijkant van de baai begon het oranje zonnetje langzaam te zakken. Net zoals op Long Beach boden de restaurants hier ook vis en kip van de barbecue aan en ik was precies op tijd voor de eerste ronde. Bij een hippe tent bestelde ik een heerlijk stuk vis van de barbecue, welke me samen met saus, rijst, sla, een drankje en een stuk meloen voor slechts 15 ringgit (een kleine 4 euro) werd voorgeschoteld. Toevallig kwam ik hier opnieuw de Duitser tegen waarmee ik in Kota Bharu de taxi had gedeeld. Om me heen waren alle duiklocaties het gesprek van de dag, in tegenstelling tot de EK-finale die hier morgennacht om 2.45 uur zal worden uitgezonden op een groot scherm. Blijkbaar waren er niet genoeg Spanjaarden en Italianen aanwezig hier. Op het scherm werden nu videoclips uitgezonden en om 20 uur zou een film volgen. Toch bleef ik niet hangen voor de film, aangezien ik precies met zonsondergang klaar was met eten en ik nog voor het echte donker terug wilde zijn bij Long Beach. Ik vond het jammer dat de zonsondergang niet zo mooi en kleurrijk was als gisteren. Door een nog net niet te donkere jungle liep ik terug naar Long Beach, waar alle kaarsjes overal weer waren ontstoken, mensen aan het dineren waren en muziek uit de speakers van de bars schalden. Op diverse plekken werd een film vertoond. In de verte werd de lucht zo nu en dan verlicht door bliksem, terwijl de baai van Long Beach werd verlicht door de bijna volle maan. Het zorgde voor een mooie sfeer na een net zo mooie dag.
Tip van de dag: mocht je één van de twee wrakken hier willen penetreren, dan zal je een Wreck Diving specialty moeten volgen, dat hier uiteraard wordt aangeboden. Bij de tweede duik kun je dan naar binnen.
Opvallend feitje: helaas denkt niet iedereen hier op de eilanden aan (de gevolgen van) milieuvervuiling, waardoor het de vraag is hoe het over een jaar of 20 met de eilanden gesteld zal zijn. Hopelijk heeft de enquête die ik in heb moeten invullen, betreffende een onderzoek over de vervuiling en de gevolgen tot het koraal, enige invloed.
Dag 113: Overtocht naar het grote eiland
Zondag 1 juli 2012
Volgens m'n initiële planning zou ik vandaag pas naar Pulau Perhentian gaan, en wel naar het grote eiland. Ondanks dat ik nu al langer op de Perhentian-eilanden zit, is dat laatste vandaag alsnog doorgegaan. Achteraf gezien was ik blij dat ik ook het kleine eiland heb gezien, aangezien ik me er prima heb vermaakt. Maar vandaag was het dus tijd voor een welkome afwisseling. Ik deed heel erg rustig aan in de ochtend, omdat ik zeker geen haast had met m'n verhuizing; ik zal namelijk nog tot woensdagochtend op Besar blijven. Na m'n ontbijt heb ik nog lange tijd op de veranda van het restaurant gezeten om m'n boek te lezen. In de tussentijd werd ik vaak afgeleid door twee jonge kittens, die enthousiast met elkaar aan het spelen waren. Ze renden vrolijk in het rond, sprongen over elkaar heen, stoeiden met elkaar, probeerden in een schaaltje te zitten en speelden met m'n rugtas. Ik nam hier uiteindelijk ook een lunch en werd vervolgens om 13 uur door een watertaxi opgehaald. Met al m'n bagage stapte ik in het bootje, waarna ik Pulau Perhentian Kecil verliet. Het was slechts een korte tocht van zo'n vijf minuten naar Besar, waar ik aan het hoofdstrand bij m'n geboekte resort werd afgezet.
M'n chalet was nog niet beschikbaar, dus heb ik moeten wachten in het restaurant. Gelukkig hadden ze hier wifi, zodat ik na een paar dagen weer gebruik kon maken van internet. Tevens heb ik een bezoekje gebracht aan het aangesloten duikcentrum, aangezien ik nog graag twee andere duiken wil maken hier. Morgen zal ik er nog eentje doen, net als overmorgen. M'n chalet zag er goed uit; het lag van het strand af tussen enkele bomen en was verbonden aan een ander chalet. Je betaalt hier meer dan op Kecil, maar daarvoor krijg je ook een stuk meer terug. Ik keek vervolgens een stukje rond op het eiland en merkte dat het hier totaal anders dan op Long Beach van Kecil. In tegenstelling tot het mooie strand daar was het strand iets minder mooi. Het was korter en smaller en bestond daarnaast niet volledig uit prachtig wit zand, maar ook uit ontzettend veel kleine stukjes aangespoeld dood koraal. De hele kuststrook lag er vol mee, zoals het strand bij ons soms helemaal vol kan liggen met schelpen. Het was hier alleen nog net wat extremer. Het andere grote verschil was het volk; in tegenstelling tot de overwegend jonge backpackertoeristen die zich op Kecil bevonden, zag je hier veel meer gezinnen met jonge kinderen. Backpackers, koppels en jongeren waren hier ook wel aanwezig, maar in veel kleinere getale. In het water speelden kleine kindjes met zwembandjes om, iets wat je op Kecil echt nergens zag; daar zag je slechts de Maleisische jongeren met reddingsvesten. Ook de accommodatie leek hier iets luxer en duurder en het aantal bars was hier vrij beperkt. Duikshops waren er wel, al leken er iets minder te zijn; misschien ook omdat er hier over het algemeen minder zat.
Ik besloot één kant op te lopen; de andere kant zou ik een andere dag wel doen. Toevallig kwam ik hier twee personen tegen die ik gisteren eventjes had gesproken op Coral Bay en hier nu als dagtripje waren. Ik dacht dat m'n pad iets verderop dood zou lopen, aangezien het strand eindigde bij een uitsteeksel van rotsen in de zee, waar je niet zomaar even omheen zou kunnen lopen. Het bleek dat je aan de andere kant gewoon over het land het uitsteeksel kon vermijden, dus deed ik dat. Tot m'n verbazing kwam ik hier bij in een mooie baai terecht -het strand waar ik zat lag niet in een baai- met een mooier strand, enkele rotsen en een paar luxe resorts met prachtige bungalows. Ook hier bevonden zich vele gezinnen met kinderen. Ik liep heen en weer over het pad van enkele resorts en het strand en bekeek alles wat hier te zien viel. Net als gisteren was het vandaag niet extreem heet en zonnig, waardoor het lopen op zich prima uit te houden was. Het was een aangenaam stukje lopen en ik bleef me verbazen over de hoeveelheid koraal dat ik hier aangespoeld zag liggen. Op een gegeven moment hoorde ik iemand m'n naam roepen en het bleek dat Vizer opnieuw naar het eiland was gekomen om vandaag als gids op een snorkeltrip mee te gaan. Het was echt puur toeval dat we elkaar hier nog een keer tegenkwamen, ook al was het maar van erg korte duur. Uiteindelijk liep ik terug naar m'n resort om uit te rusten.
In de avond bestelde ik bij het restaurant een maaltijd, waarbij ik door een alleenreizende Franse man werd aangesproken met de vraag of ik ook zou gaan duiken. Hij had een heel package geboekt met verblijf, eten en enkele duiken, aangezien hij hier slechts een paar dagen zal blijven. Ook hij stond op het punt een maaltijd te bestellen en uiteindelijk hebben we lange tijd aan dezelfde tafel gezeten om met elkaar te kletsen. Het was een gezellige avond en een geluk bij een ongeluk, aangezien het draadloze internet niet meer wilde meewerken. Toch maakte hij het niet heel laat, aangezien hij een lange trip achter de rug had en morgen wilde duiken. Mijn duik zal pas morgenmiddag zijn, dus ik maakte me niet zo'n zorgen over de tijd om naar bed te gaan en op te staan.
Tip van de dag: zorg dat je met minstens twee personen bent, anders betaal je het dubbele tarief (RM 20) voor een watertaxi.
Opvallend feitje: op Besar is het al vroeg in de avond redelijk stil, alhoewel ik in de verte nog wel ergens muziek vandaan hoorde komen.
Dag 114: Visjes spotten
Maandag 2 juli 2012
Ja, ik had vandaag alweer een rustig ochtendje -morgen en overmorgen echter niet meer-, net zoals dat ik ook een rustig begin van de middag had. Bij het duikcentrum van m'n resort zou ik pas vanaf 14.45 uur aan een duik beginnen, waardoor ik alle tijd had om heerlijk te relaxen en te genieten in en rond het resort. Ik had niet zoveel zin om rond te lopen naar de andere kant van het eiland en besloot dat te bewaren voor morgenmiddag. In plaats daarvan heb ik voornamelijk zitten internetten nu de wifi weer beschikbaar was, en in een duikboek zitten lezen over de speciale ‘AWARE Fish Identification' cursus. Het leek me namelijk wel interessant om een zogenaamde ‘specialty' te doen waarbij je meer zou leren over het herkennen van de verschillende visfamilies die je tijdens het duiken in het water tegenkomt. Het duikcentrum bood deze eenvoudige cursus aan, in de vorm van een klein beetje theorie en twee duiken. Nu wilde ik hier twee duiken gaan maken, dus dat kwam mooi uit, vooral omdat de twee gekozen duiken op locaties waren met een overschot aan verschillende soorten vissen. Met behulp van m'n boek en vele afbeeldingen van visjes op het internet en in een speciaal boek over vissen, leerde ik de verschillende families iets beter kennen. Het bleef echter wel lastig, aangezien er maar liefst 21000 verschillende vissoorten zijn. Gelukkig konden deze ingedeeld worden in een kleine 50 families (waarvan er zo'n 15 de belangrijkste omvatten), waardoor het allemaal net iets overzichtelijker bleef. Toch konden de vissen in één familie alsnog behoorlijk verschillen; alleen op kleur kun je ze niet uit elkaar houden, daarvoor zal je toch ook naar de vinnen moeten kijken, de vorm, de mond, de ogen en meer.
Bij het duikcentrum vertelde instructeur Andrew, die ik gisteren al had gesproken, iets meer over de verschillende vissen. Hij gaf me tevens een krijtje en een bordje met de verschillende families, zodat ik tijdens de duik kon aangeven welke vissen ik had gezien of eventueel aantekeningen van onbekende vissen kon maken. Samen met nog vijf andere toeristen en nog een instructeur stapten we in onze duikuitrusting de boot op, waarna we in een paar minuten naar D'Lagoon voeren, een locatie iets ten noorden van Long Beach op Kecil. We hadden hier een ondiepe duik (met een maximum van 12 meter), waardoor we maar liefst een uur lang konden genieten van het rijke leven onderwater. Het zicht was redelijk goed, waardoor het niet lastig was om elkaar te blijven volgen, het ruim aanwezige koraal te bekijken en de vele vissen om ons heen te observeren. In het begin hadden we het geluk om een schildpad te zien, waarvan we er tegen het einde nog eentje zagen. Daartussen zagen we veel fleurig gekleurde papegaaivissen en maar liefst vijf verschillende soorten clownvissen (Nemo's). We zwommen langs scholen van andere kleine visjes en werden ook lange tijd achtervolgd door schoonmaakvisjes, die langs je lichaam bleven zwemmen om op zoek te gaan naar iets te eten. Aangezien ik een kort wetsuit had, kietelde dit een paar keer aan m'n armen en benen, en werd ik vaker verrast door zo'n visje aan de voorkant van m'n duikbril. Het was een mooie duik en daarmee een stuk beter dan die van eergisteren. Met de boot gingen we weer terug naar het duikcentrum voor een debriefing, waarbij uiteraard de vele vissen aan bod kwamen, inclusief een trompetvis in het zand en enkele kleine garnalen. Morgenochtend zal ik de tweede duik van de cursus gaan doen en nog meer gelegenheid hebben om visjes te identificeren, aangezien de plek waar we heen gaan, de beste duiklocatie van de Perhentian-eilanden schijnt te zijn. In de avond genoot ik nog een keertje van vis, maar dan vanaf de barbecue vers op m'n bord gelegd. Ondertussen keek ik al uit naar morgen!
Tip van de dag: Pulau Perhentian is één van de goedkoopste plekken in Azië om te duiken. Afgezien van cursussen, kun je hier voor 20 euro al een duik maken, wat beduidend goedkoper is dan in andere landen.
Opvallend feitje: je gaat hier naar bed met het tsjirpende geluid van insecten op de achtergrond, terwijl je wakker wordt met het klinkende geluid van duikflessen op de achtergrond.
Dag 115: De tempel van de zee
Dinsdag 3 juli 2012
Vandaag moest ik er voor de verandering eens vroeg uit, aangezien ik om 8.45 uur aan het tweede deel van m'n Fish Identification specialty zou beginnen. Na een ontbijtje legde instructeur Andrew uit wat het doel was van deze duik. Net als gisteren zouden we vandaag proberen alle verschillende vissen te herkennen die we zagen, maar daarbij werd toegevoegd dat ik ze ook moest tellen. Ik hoefde ze uiteraard niet stuk voor stuk te tellen, maar wel globaal aangeven of het er slechts eentje was, tussen de 2 en 10, 11 en 100, of meer dan 100 waren. Achteraf zouden we deze data dan invoeren, waarna het op een later moment, ten tijde van officiële onderzoeken naar visaantallen, doorgestuurd zou worden naar AWARE, een organisatie die zich bezighoudt met het behouden van alle wateren in de wereld en het leven daarin. De duiklocatie die we zouden bezoeken, en ik bij aankomst eergisteren had verzocht op aanraden van vele andere duikers, was Tokong Laut, onder duikers beter bekend onder de Engelse naam ‘Temple of the Sea'. Het zou de mooiste plek van Pulau Perhentian zijn. De weersomstandigheden en het getij zaten mee, waardoor we veel zouden kunnen zien. Verspreid over twee boten voeren we naar een partij rotsen ten noordwesten van de eilanden, wat een tripje was van zo'n 25 minuten. We doken het water in en hebben in een klein uurtje rond de puntige rots gezwommen op een diepte van maximaal 18 meter. Het bleek inderdaad een erg indrukwekkende duik te zijn, waarbij we volop vissen zijn tegengekomen. Vele grote scholen kleine vissen zwommen ons ons heen, terwijl andere kleurrijke vissen boven het rif zwommen. Tussen het rif zaten andere kleine visjes, waaronder de anemoonvisjes die hun anemoon verdedigden en ons continu aan bleven staren. Zo nu en dan zagen we iets grotere vissen, die alleen door het water zwommen. Een rog en een tweetal kleine haaitjes waren ook van de partij. Alhoewel ik voor m'n opdracht vele vissen moest noteren op een bordje, zal ik de namen hier niet noemen, aangezien het er anders wel een heel lange opsomming zou worden. En daarnaast ben ik nu op de hoogte van de Engelse namen en niet van de Nederlandse. Het tellen van de vissen was niet bepaald moeilijk, aangezien je eenvoudig kon zien of het er veel of weinig waren. Het zicht onderwater was goed, maar helaas moesten we zo nu en dan tegen de stroming inzwemmen, wat uiteraard iets lastiger was. Voordeel was dan weer wel dat we op de terugweg gewoon stil konden hangen en ons mee konden laten voeren. Ik kon me geen betere laatste duik van Pulau Perhentian wensen dan deze hier.
Terug aan land hadden we een debriefing waarna Andrew ervandoor moest voor een andere duik. In de tussentijd nam ik een lunch en had ik tijd om meer te relaxen. Toen Andrew terug was, zijn we door de getelde visaantallen gegaan en hebben we ze in de computer ingevoerd. Met een boek over vissen konden we de vissen iets preciezer definiëren. Het was tevens het einde van m'n cursus en over een paar weken kan ik thuis een nieuw duikpasje verwachten, waarop wordt aangegeven dat ik de AWARE Fish Identification specialty met succes heb afgerond. Het was net als in de ochtend een erg mooie middag en het zonnetje scheen weer zoals op m'n eerste dag hier. Het zou zonde zijn om hier geen gebruik van te maken. Enige tijd in de middag heb ik daarom dan ook heerlijk op het strand gelegen om te lezen in m'n boek. Helaas was het strand hier een stuk kleiner en harder, waardoor het net wat oncomfortabeler lag dan op Long Beach. Toen ik het hier wel gezien had, liep ik terug naar m'n bungalow, waarbij ik om me heen keek en kleine vleermuizen rond zag vliegen, net als vlindertjes die van bloem naar bloem vlogen. Op de grond liepen enkele grote kippen rond, maar ook een paar kleine piepende kuikentjes. In een boom hoorde ik wat geritsel, waarna ik een eekhoorntje nieuwsgierig zag snuffelen aan de jackfruit die hier hingen. De grootste verrassing volgde bij m'n bungalow, aangezien er een paar zwarte apen bovenop het dak zaten. Rustig keken ze uit over de bomen. Een klein bruin aapje hing aan de nek van één van z'n ouders en werd aan de andere ouder gegeven toen ze mij zagen en ze het dak wilde verlaten. Rustig en behendig sprongen ze in de takken, om vervolgens hoger in de bomen te klimmen. In de avond heb ik niet veel bijzonders gedaan en voornamelijk genoten van m'n laatste avondje hier op de eilanden. Het eerstvolgende strand dat ik zal tegenkomen, zal over enkele weken zijn, tegen het einde van m'n reis door Borneo, waarbij ik eveneens een paar duiken wil gaan maken, en ditmaal bij een plek die zich bij de beste van de beste in de wereld mag scharen. Maar zover is het nog niet; morgen zal ik namelijk eerst koers zetten naar de Cameron Highlands, waarbij het een lange reisdag zal gaan worden.
Tip van de dag: mocht je maar een paar dagen de tijd hebben op Pulau Perhentian, bepaal dan goed naar welk strand op welk eiland je wilt gaan. Long Beach op Kecil heeft een prachtig strand en is erg levendig, terwijl Besar veel rustigere, maar minder mooie stranden heeft (en minder eetgelegenheden). Coral Beach op Kecil is dan weer een kleine versie van Long Beach. Verder heb je ook nog Flora Bay op Besar, waar het mooi en rustig schijnt te zijn, net zoals D'Lagoon op Kecil. Verblijven in het dorpje in het zuiden van Kecil zou zonde van je verblijf zijn.
Opvallend feitje: zelfs op Pulau Perhentian ben je niet verlost van het geluid van een moskee.
Jungle Train & Kota Bharu
Dag 109: De jungletrein
Woensdag 27 juni 2012
Alle junglegeluiden wisten me vannacht gelukkig niet te wekken, net zo min dat de muggen dat deden, die werden tegengehouden door de klamboe rond m'n bed. Het blikje Sprite dat ik na de avondwandeling had gedronken, wist dat echter wel te doen, waardoor ik midden in de nacht naar buiten moest om het toilet te bezoeken. Niet erg handig. In de ochtend verliet ik m'n bungalow en liep ik naar het busstation van Kuala Tahan. Enkele andere reizigers (waarvan ik er een paar herkende aangezien ik hen continu was tegengekomen de afgelopen dagen) stonden hier ook te wachten op de lokale bus of minibusjes naar andere plekken in het land. Met de minibusservice van de boekingskantoortjes kon je namelijk eenvoudig naar elke toeristische plek in het land afreizen, en dat binnen een dag, omdat het land relatief klein is. Alhoewel mijn volgende grote bestemming de Perhentian-eilanden zijn, nam ik toch geen minibus naar Kuala Besut, het plaatsje vanaf het vasteland waarvandaan de eilanden te bereiken zijn. In plaats daarvan had ik besloten om terug te reizen naar Jerantut, om daarvandaan eerst de bekende ‘Jungle Train' te pakken. Deze trein begint helemaal in het zuiden van Maleisië in de stad Johor Bahru, vlakbij Singapore, en gaat door Taman Negara helemaal naar het noordoosten van het land, naar het plaatsje Tumpat, enkele kilometers van de grens van Thailand vandaan. Mijn treinrit zou echter één station eerder eindigen, in het plaatsje Wakaf Baharu.
Na een busrit van een uurtje naar Jerantut en een wachttijd van zo'n anderhalf uur bij het boekingskantoortje en op het treinstation, kwam de jungletrein om 12.30 uur aanrijden, mooi op tijd voor een vertrek van zo'n tien minuten later. Ik nam plaats op mijn aangewezen stoel, die relatief comfortabel was. Toch baalde ik enigszins, aangezien het geen stoel bij het raam was, maar ook omdat het een stoel was die precies tussen twee ramen in lag, waardoor ik ook niet naar buiten kon kijken als ik naar links keek. Het uitzicht bleef daarom redelijk beperkt tot de kleine stukjes raam die ik voor me kon zien. Alhoewel ik gisteren had gezegd dat ik vandaag meer van Taman Negara zou zien, bleek dat uiteindelijk dus behoorlijk tegen te vallen. Desondanks was er eigenlijk ook niet heel veel te zien tijdens de treinrit. Bijna de hele rit reden we door een groene jungle, wat uiteraard erg mooi was, maar niet erg afwisselend. Tropische planten en bomen bekijken is mooi, maar als je dat uren achter elkaar ziet, gaat dat toch wat vervelen. Slechts zo nu en dan waren er een paar huisjes en dorpjes langs de spoorlijn te zien. De coupé zat helemaal vol met passagiers, waaronder enkele toeristen die dezelfde planning hadden als ik. Verder waren er nog vele verstekelingen aan boord, in de vorm van kleine zes- of achtpotige insecten die rondkropen over de banken en langs de wanden. Een tv voorin de coupé bleef helaas constant de tekst ‘No Signal' weergeven, waardoor deze niet echt boeiend was om naar te kijken en iedereen was aangewezen op zijn eigen ontspanning. Ik had m'n laptop, telefoon en leesboek bij me, maar heb ook lange tijd gewoon voor me uitgestaard of in m'n stoel zitten suffen. En een lange rit was het zeker. De trein zou om 18.52 uur aankomen in Wakaf Baharu, maar wist tijdens de rit een vertraging op te lopen van maar liefst twee uur! Alhoewel ik geen idee heb waarom er zoveel vertraging was, was een halfuur hiervan gerechtvaardigd: er was namelijk een boom op het spoor gevallen, welke in de stromende regen eerst verwijderd moest worden. Het leek alsof de rest van de vertraging werd opgebouwd op de stations, waar we soms om onduidelijke redenen erg lang hebben stilgestaan. In plaats van een stop van slechts een minuut of twee, stonden we bij één station met gemak een halfuur stil, alsof de machinist eerst een uitgebreide maaltijd naar binnen wilde werken.
Toen de zon allang onder was gegaan -de zonsondergang kleurde de lucht overigens erg mooi, alhoewel we dit voornamelijk misten omdat de trein een lange tijd naast een gebouw stilstond om een goederentrein te laten passeren- kwamen we iets voor negenen eindelijk aan in Wakaf Bahara. Dit is een klein plaatsje vlakbij de stad Kota Bharu. Met een Duitse toerist deelde ik een taxi naar onze verblijfplaatsen in de stad, aangezien de lokale bus niet meer reed en het delen van een taxi goedkoper was. Bij m'n guesthouse kreeg ik een dorm in een gebouw aan de overkant van de straat aangewezen, waarna ik eerst op zoek gegaan ben naar een plek om te eten. Ondanks dat ik wel iets te eten had meegenomen in de trein, had ik nog geen fatsoenlijke maaltijd op. Ik liep door enkele straatjes en kwam uit bij een avondmarkt, waar op een plein verschillende eenvoudige eetkraampjes stonden met plastic tafels en stoelen. Ja, het was simpel, maar onder begeleiding van muziek van een cd-kraampje iets verderop kon ik toch genieten van een goedkope en lekkere maaltijd, inclusief een fris lycheedrankje. Meer van de stad wilde ik laat op de avond niet meer bekijken, aangezien ik morgen nog een hele dag zal hebben; overmorgen zal ik pas doorreizen naar Pulau Perhentian.
Tip van de dag: neem genoeg eten, drinken en ontspanning mee tijdens een reis in de jungletrein.
Opvallend feitje: de jungletrein laat erg vaak zijn luide toeter horen, waarschijnlijk om mensen en dieren te waarschuwen van zijn komst; zo vaak komt er op het spoor namelijk geen trein langs.
Dag 110: De nieuwe stad
Donderdag 28 juni 2012
Vandaag had ik weer eens totaal geen haast, aangezien er niet heel veel te beleven viel in Kota Bharu. Ik stond laat op en merkte dat ik op dat moment de enige persoon was in het hostel, aangezien de twee andere personen uit de dorm vroeg in de ochtend waren vertrokken. Op de plattegrond van de stad keek ik naar de lay-out en de diverse bezienswaardigheden. Het hostel lag redelijk in het centrum en de belangrijkste plekken van de stad lagen allemaal op loopafstand. Ondanks dat het de grootste stad in de regio is, is het alsnog relatief klein. Ik liep naar buiten voor een lunch en een wandeling door de stad. Ik merkte dat het leven hier ook weer vele malen eenvoudiger was dan in Kuala Lumpur. De straten en huizen waren vergelijkbaar met die in Jerantut, alhoewel het hier drukker was en er meer winkels en restaurantjes waren. Op de straat waren marktkraampjes geplaatst, maar toen ik bij de centrale markt kwam, zag ik nog veel en veel meer kraampjes. In een groot gebouw van drie verdiepingen bevonden zich honderden stalletjes met bruine kruiden, verse groenten, dode vis, kale kippen, eenvoudige kleding en verschillende accessoires. Er was een centrale hal, waarbij je vanaf de tweede of derde verdieping een leuk uitzicht had op de groentekraampjes onder je. Wel was het een groot verdwaalhok en wist ik op een gegeven moment niet meer aan welke kant ik nou liep en waar ik naar binnen was gegaan. Buiten vond ik toch nog de weg terug en kon ik verder met m'n route. Ik liep richting Merdeka Square (het onafhankelijkheidsplein) en kwam onderweg langs diverse gebouwen. Zo liep ik langs een paleis dat je niet mocht betreden en liep ik onder een poort (Kota Sultan Ismail Petra) door. Het plein kon je niet betreden, aangezien er een hekwerk omheen stond en de toegangspoort was gesloten. Wel kon je er een monument en een vlaggenstok op zien staan. Naast het plein bevond zich een moskee met gouden koepeltjes op het dak, wat je wel vaker zag bij moskeeën hier. Ernaast bevond zich een klein oorlogsmuseum, welke de bezetting van de Japanners ten tijde van de Tweede Wereldoorlog liet zien. Aan de andere kant van het plein bevond zich een klokkentoren (Menjara Tinjau) langs de rivier. En heel veel meer was er eigenlijk niet te zien. Ik liep daarom terug naar het hostel om de rest van de middag m'n gemaakte foto's in Taman Negara uit te zoeken.
Ik maakte hier kennis met een meid uit Ierland, die de vriendin bleek te zijn van een werknemer waarmee ik gisteravond al enige tijd heb zitten kletsen over duikplekken hier in Azië. Ik vertelde haar dat ik morgen naar Pulau Perhentian wilde gaan, waarna ze vertelde dat zij met haar vriend daar ook heen zouden gaan. Voor hen was het een weekendtrip, aangezien ze daarna weer terug moesten om te werken bij het guesthouse en op een lokale school. Eerder op de dag had ik al bekeken wat voor mij de mogelijkheden waren om naar Kuala Besut te gaan, de haven voor de boten naar de eilanden; er was een trage lokale bus die zo'n 7 ringgit kostte en er 2 uur over zou doen, of ik kon voor 50 ringgit een taxi nemen die de haven in een uur zou bereiken. Tot m'n vreugde werd me nu aangeboden om morgenochtend in hun auto mee te rijden naar Kuala Besut. Dat was nog eens makkelijk! In de avond ben ik ergens in de buurt gaan eten, waarna ik in de avond weer in het guesthouse zat om te kletsen met de twee, en om op m'n netbook te internetten. En daarnaast keek ik uiteraard heel erg uit naar een vijftal mooie dagen op de prachtige tropische eilanden van Pulau Perhentian én naar de onderwaterwereld rondom de eilanden! Dat zullen een paar heerlijk ontspannen dagen gaan worden!
Tip van de dag: breng voordat je naar Pulau Perhentian gaat een bezoekje aan een bank, aangezien er geen bankautomaten op de twee eilanden te vinden zijn.
Opvallend feitje: niemand lijkt het helemaal eens te zijn over de schrijfwijze van Kota Bahru, uh, Bharu.